Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1920/GA, 12 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1920/GA

betreft: [klager] datum: 12 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Visscher, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 juni 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 7 september 2015 in de locatie De Schie te Rotterdam. De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft telefonisch bericht niet ter zitting te verschijnen. Klager heeft afstand gedaan van het
recht om ter zitting te worden gehoord. Klagers raadsman heeft bij email van 2 september 2015 laten weten dat hij verhinderd is ter zitting te verschijnen en heeft om die reden om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht. De voorzitter van
de beroepscommissie heeft beslist dat het verzoek om aanhouding van de behandeling van het beroep niet zal worden toegewezen. Nu klagers raadsman om aanhouding heeft verzocht en geen verslag van de zitting kan worden opgemaakt, is klagers raadsman in
de
gelegenheid gesteld om een nadere toelichting op het beroep te geven. Op 19 september 2015 is van klagers raadsman een nadere toelichting op het beroep ontvangen. Een kopie hiervan is aan de directeur toegezonden. Op 30 september 2015 is een reactie
van
de directeur op de nadere toelichting op het beroep van klagers raadsman ontvangen. Een kopie hiervan is aan klager alsmede zijn raadsman toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft ‘alle met de plaatsing in de afzonderingscel op 24 april 2015 samenhangende disciplinaire straffen en/of ordemaatregelen’.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers klacht is gericht tegen ‘alle beslissingen welke samenhangen met zijn plaatsing in de afzonderingscel met ingang van 24
april 2015’. Klager heeft zijn raadsman telefonisch benaderd omtrent de klacht die hij wenste in te dienen. Hij beschikte niet over een schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf en/of ordemaatregel waaruit kon worden opgemaakt op welke
gronden
hij in de afzonderingscel was geplaatst. Mitsdien is de klacht zo nauwkeurig als mogelijk omschreven. Bovendien had het op de weg van de beklagrechter gelegen nadere inlichtingen in te winnen bij de directeur en had klager in de gelegenheid moeten
worden gesteld om zijn klacht nader aan te vullen na ontvangst van de relevante stukken.
In een nadere toelichting op het beroep is namens klager aangevoerd dat de ordemaatregel ten onrechte is opgelegd. Nu dit niet door de directeur is betwist, kan de ordemaatregel niet in stand blijven.

Namens de directeur is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Aan klager is direct een afschrift van de schriftelijke mededeling van de opgelegde ordemaatregel uitgereikt. De
procedure is dat het personeel aan een advocaat stukken kan verstrekken indien een gedetineerde in een afzonderingscel verblijft. Dit is ook vastgelegd in de huisregels. Klagers raadsman had de directeur ook kunnen bellen. Klagers raadsman had derhalve
tijdig over een afschrift kunnen beschikken. De ordemaatregel is terecht opgelegd.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 61, derde lid, van de Pbw vermeldt het klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag. De beroepscommissie is in tegenstelling tot de beklagrechter van oordeel dat klager zijn
beklag voldoende nauwkeurig heeft omschreven. Zij zal de uitspraak van de beklagrechter derhalve vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Klager is een ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel met cameratoezicht opgelegd met ingang van 25 april 2015 voor de duur van vier dagen.
Uit het verslag en de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel maakt de beroepscommissie op dat klager tegen zijn celgenoot op 24 april 2015 heeft gezegd dat hij van plan is ‘zich van kant te maken’. Nadat het personeel hierover door klagers
celgenoot was ingelicht heeft klager aan het personeel gevraagd drie scheermesjes mee te nemen. Klager deelde hierbij mede dat als hij nog langer op een meerpersoonscel zou verblijven hij zichzelf iets aan zou doen. Tijdens het horen heeft klager aan
de
directeur verteld dat hij de neiging had om zelfmoord te plegen. Gezien het vorenstaande oordeelt de beroepscommissie dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen om klager de bestreden ordemaatregel met cameratoezicht op te leggen. Het
beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 12 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven