Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1615/TB, 12 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1615/TB

betreft: [klager] datum: 12 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.P. Holthuis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 15 mei 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 september 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.L. Sturkenboom, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam
bij
de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in FPC Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij besluit van 13 februari 2008 heeft de Staatssecretaris besloten de aan klager verleende verblijfsvergunning voor
bepaalde tijd in te trekken en hem tevens ongewenst verklaard (inreisverbod). Klager verblijft sinds 27 mei 2009 in FPC Dr. S. van Mesdag. Bij besluit van 15 mei 2015 is klager geplaatst in FPC Veldzicht.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De Staatssecretaris is onwelwillend de aan tbs-gestelden opgelegde inreisverboden op te heffen. Sinds 2013 is geen enkel inreisverbod opgeheven. Ten einde klager over te dragen aan het land van
herkomst is klager overgeplaatst naar FPC Veldzicht. Klager is afkomstig uit Iran en heeft de Iraanse nationaliteit. Er bestaat geen rechtshulprelatie met Iran. Het is dus onmogelijk om klager aan Iran over te dragen. Dit heeft tot gevolg dat de
opgelegde tbs-maatregel uitsluitend door het bestaan van een inreisverbod een longstay wordt. Klager voldoet niet aan de voorwaarden voor longstay. Op de Staatssecretaris rust daarom de plicht om de behandeling van klager voort te zetten, waarvoor het
inreisverbod telkens tijdelijk zal moeten worden opgeheven voor de momenten dat klager op verlof gaat. Klagers raadsman stond op het punt met de hoofdbehandelaar van klager in FPC Dr. S. van Mesdag de mogelijkheden voor verlof te bespreken. Dit traject
wordt doorkruist door de overplaatsing van klager naar FPC Veldzicht. Zodra is gebleken dat een uitzetting niet mogelijk is, is het mogelijk de ongewenstverklaring op te heffen. Het meest opportuun zou zijn om klager het vreemdelingrechtelijk traject
in
FPC Dr. S. van Mesdag te laten afwachten.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. De Minister van Veiligheid en Justitie dan wel de rechter heeft de mogelijkheid de tbs-maatregel met bevel tot verpleging tussentijds te beëindigen onder voorwaarde dat
de
vreemdeling niet terugkeert naar Nederland. Het Beleidskader repatriëring vreemdelingen in de tbs van januari 2013 bepaalt dat vreemdelingen in tbs-instellingen die geen rechtmatig verblijf hebben dan wel ongewenst zijn verklaard, een op hun situatie
toegesneden behandeling krijgen, die is gericht op terugkeer naar het land van herkomst. Conform het VRIS-protocol (Vreemdelingen in de strafrechtsketen) verblijft deze groep bij voorkeur in FPC Veldzicht. In het verlengde daarvan bepaalt ook het
Beleidskader plaatsing TBS dwang 2014 dat tbs-gestelden die geen rechtmatig verblijf in Nederland (meer) hebben in FPC Veldzicht worden geplaatst ter voorbereiding op de repatriëring naar het land van herkomst. Vast staat dat bij besluit van 13
februari
2008 de verblijfstitel van klager is ingetrokken en dat hij tevens ongewenst is verklaard in de zin van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000. Het tegen dit besluit ingediende bezwaar en beroep is ongegrond verklaard. Niet is gesteld of gebleken van
bijzondere feiten of omstandigheden op grond waarvan van overplaatsing van klager naar FPC Veldzicht zou moeten worden afgezien. Zo is niet aannemelijk gemaakt dat klager op korte termijn weer een verblijfsrecht heeft. De IND heeft op 17 juli 2015
laten
weten dat de ongewenstverklaring nog steeds van kracht is en dat er geen verzoek is ingediend om deze op te heffen en een nieuwe verblijfsvergunning aan te vragen. Zolang er geen verandering in de verblijfstatus optreedt, blijft een plaatsing in FPC
Veldzicht geïndiceerd.

4. De beoordeling
Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In het Beleidskader plaatsing TBS dwang 2014 is omtrent vreemdelingen onder meer het volgende bepaald:
“Indien een TBS-gestelde geen rechtmatig verblijf in Nederland meer heeft (of dreigt te krijgen) zal deze in FPC Veldzicht geplaatst worden ter voorbereiding op de repatriëring naar het land van herkomst. Dit kan direct bij een eerste opname zijn, maar
ook gedurende de behandeling vanuit een ander FPC (...)”.
In het Beleidskader repatriëring vreemdelingen in de tbs van januari 2013 is onder meer het volgende bepaald:
“Vreemdelingen in tbs-instellingen die geen rechtmatig verblijf hebben c.q. ongewenst zijn verklaard, krijgen een op hun situatie toegesneden behandeling, die is gericht op terugkeer naar het land van herkomst. Resocialisatieverlof en terugkeer in de
Nederlandse samenleving is niet toegestaan. Conform het VRIS-protocol verblijft deze groep bij voorkeur in FPC Veldzicht, eventueel in een ander FPC, totdat een mogelijkheid is gevonden tot repatriëring naar het land van herkomst”.

De beroepscommissie stelt vast dat bij besluit van 13 februari 2008 de verblijfsvergunning van klager is ingetrokken en klager ongewenst is verklaard. Deze beslissing is onherroepelijk. Gelet hierop en op voormelde beleidskaders heeft de
Staatssecretaris kunnen besluiten klager te plaatsen in Veldzicht. Niet is komen vast te staan dat een uitzetting van klager naar Iran (thans) onmogelijk is. Evenmin zijn omstandigheden gebleken die een plaatsing van klager in Veldzicht onwenselijk
zouden maken. Mitsdien kan de beslissing klager te plaatsen in Veldzicht, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en drs. C.W. van der Meer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 12 oktober 2015

secretaris voorzitter

Naar boven