Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3218/SGA, 2 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:02-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/3218/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 2 oktober 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. C.W. Dirkzwager, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 29 september 2015, inhoudende de oplegging van een disciplinaire
straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, ingaande op 29 september 2015 om 14.00 uur en eindigend op 5 oktober 2015 om 14.00 uur, wegens een positieve uitslag van een
urinecontrole, ook na het herhalingsonderzoek, op het gebruik van softdrugs, terwijl verzoeker voor de derde keer binnen drie maanden positief heeft gescoord op softdrugs.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van door de raadsvrouw in kopie meegezonden het klaagschrift van 30 september 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 1 oktober 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Blijkens het klaagschrift is de reden voor beklag en dit schorsingsverzoek gelegen in de omstandigheid dat naar het oordeel van verzoeker de
disciplinaire straf te laat is opgelegd. De uitkomsten van de urineonderzoeken, waaruit blijkt dat verzoeker positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs, worden niet betwist. . Het tijdsverloop tussen de
aanvraag van het herhalingsonderzoek en het bekend worden van de uitslag daarvan houdt verband met het laboratoriumonderzoek en kan niet aan de directeur worden toegerekend. Dit tijdsverloop is ook niet zodanig dat de directeur op 29 september 2015
niet
langer in redelijkheid kon beslissen tot het opleggen van de hierboven genoemde disciplinaire straf.
Het verzoek tot schorsing van die beslissing wordt dan ook afgewezen.

De voorzitter merkt daarbij nog op dat de wet de termijn van zes weken, die volgens de raadsvrouw tussen een positieve urinecontrole en een nieuwe urinecontrole in acht zou moeten worden afgenomen, niet kent.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven