Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1605/GA, 13 november 2002, beroep
Uitspraakdatum:13-11-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1605/GA

betreft: [klager] datum: 13 november 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 1 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 22 juli 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Utrecht, locatie Nieuwegein te Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 oktober 2002, gehouden in de p.i. Utrecht, locatie Nieuwegein te Nieuwegein, zijn gehoord klager en de unitdirecteur dhr. [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, in verband met klagers weigering om een opdracht van het personeel op te volgen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is geen rapport aangezegd. Tegenover de beklagrechter heeft de desbetreffende PIW-ster verklaard dat zij samen met haar collegahet rapport heeft aangezegd, maar haar collega stond bij een andere gedetineerde en heeft het gesprek dat tussen klager en de PIW-ster heeft plaatsgevonden niet gehoord. Haar collega heeft klager meegedeeld dat hij niets heeftgehoord maar dat, als hij er op aan zou worden gesproken, de PIW-ster wel zou moeten steunen en moeten liegen. De PIW-ster heeft klager wel gevraagd of hij zijn cel wilde ingaan. Klager heeft toen geagiteerd geantwoord dat hij zijncel in zou gaan opdat haar dag ook weer goed zou zijn. Tien minuten na het insluiten is de deur van de cel weer geopend en mocht klager uit cel. Tijdens de zitting van de beklagrechter heeft de PIW-ster tegenstrijdige uitsprakengedaan. Zij heeft verklaard dat zij altijd beneden begon met insluiten en dit altijd met een collega deed. Voorts heeft zij tijdens de zitting verklaard dat zij driemaal opdracht heeft gegeven en aan het papier toevertrouwd dat zijtweemaal opdracht heeft gegeven.

De unitdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is sprake van miscommunicatie. Klager is niet duidelijk gezegd: „U heeft een rapport.“, maar de opmerking „bij deze“ komt daar wel op neer.

Het is juist dat klager enige tijd later weer uitgesloten is. Met de collega van de PIW-ster heeft de directeur enkel achteraf gesproken over het wel of niet insluiten en niet of er tussen de PIW-ster en de collega overleg heeftplaatsgevonden over het aanzeggen van het rapport. De directeur gaat er vanuit dat de inhoud van het schriftelijk verslag juist is.

3. De beoordeling
Artikel 50, eerste lid, van de PBW bepaalt dat indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met deongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en het personeelslid voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, het personeelslid dit de gedetineerde meedeelt. Vereist is dat deze mededeling opduidelijke wijze geschiedt. De beroepscommissie is van oordeel, gelet met name op de door het betreffende personeelslid afgelegde verklaring ter zitting van de beklagrechter, dat de betreffende mededeling aan klager onvoldoendeduidelijk was en dat in elk geval de mogelijkheid bestaat dat klager de mededeling niet begreep.
Derhalve is niet voldaan aan de eis gesteld in artikel 50, eerste lid van de Pbw en zal de beroepscommissie het beroep op formele grond gegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 november 2002

secretaris voorzitter

Naar boven