Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1819/GA, 9 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1819/GA

betreft: [klager] datum: 9 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Zevenboom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 mei 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 september 2015, gehouden in de p.i. Almelo, zijn klagers raadsman, mr. J. Zevenboom, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Lelystad, en [...], juridisch medewerker bij voormelde inrichting,
gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, omdat klager heeft geweigerd mee te werken aan overplaatsing van afdeling C naar afdeling E en hij heeft geweigerd de naam te noemen van een
medegedetineerde met wie hij gevochten zou hebben en die op afdeling E zou verblijven en
b. de beslissing tot degradatie van klager van het plusprogramma naar het basisprogramma wegens meerdere positieve scores bij urinecontroles.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Ten aanzien van a. voert klager aan dat de ordemaatregel ten onrechte is opgelegd nu de maatregel het karakter van een
gijzeling had. De ordemaatregel is immers opgelegd totdat klager de naam zou noemen van de medegedetineerde waarmee hij een conflict had. Klager heeft uitgelegd waarom hij de naam van de medegedetineerde niet wilde noemen. Klager wilde niet als een
verrader worden gezien. Ook heeft hij aangegeven op welke manier de directeur de naam kon achterhalen, namelijk door in zijn penitentiair dossier te kijken. Klager vindt dat de directeur een onderzoeksplicht heeft. Ten aanzien b. voert klager aan dat
hij het idee heeft dat hij meer dan gemiddeld urinecontroles heeft moeten ondergaan. Hij ontkent niet dat hij positief heeft gescoord.

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Ten aanzien van a. voert de directeur aan dat klager op een andere afdeling moest worden geplaatst, omdat hij
was gedegradeerd. Klager wilde niet op afdeling E worden geplaatst, omdat hij in een vorige inrichting zou hebben gevochten met een gedetineerde en die gedetineerde op afdeling E zou verblijven. Bij een interne overplaatsing kijkt de directeur altijd
naar “speciale gevallen” of “relaties uit het verleden”. Klager gaf aan dat uit zijn penitentiair dossier zou blijken met welke medegedetineerde hij een conflict had gehad. Hij wilde de naam van de desbetreffende medegedetineerde niet noemen. Indien
sprake is van een conflict of dreiging verwacht de directeur echter dat de gedetineerde hier over spreekt. Het penitentiair dossier is een dik dossier. De ordemaatregel is na twee of drie dagen beëindigd. Klager is daarna niet op afdeling E, maar op
afdeling D geplaatst. De directeur weet niet precies of nog in klagers penitentiair dossier is gekeken. De ordemaatregel is niet alleen opgelegd, omdat klager de naam van de medegedetineerde niet wilde noemen, maar ook omdat hij zijn medewerking aan
overplaatsing naar afdeling E weigerde. De directeur heeft geen schriftelijke mededeling meer waarop is aangetekend wanneer deze aan klager is uitgereikt. Ten aanzien van b. voert de directeur aan dat meerdere positieve uitslagen bij urinecontroles een
reden vormen voor terugplaatsing naar het basisprogramma. Indien sprake is van een verdenking, zal eerder een urinecontrole worden afgenomen.

3. De beoordeling
a.
Op grond van het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Pbw, dient een schriftelijke mededeling van (onder meer) de beslissing om klager in afzondering te plaatsen onverwijld aan klager te worden uitgereikt. Uitgangspunt is daarbij dat een
dergelijke mededeling binnen 24 uur wordt uitgereikt. Nu niet gebleken is of en wanneer de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel aan klager is uitgereikt, kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient het beklag alsnog
gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager nu aannemelijk is dat klager, vanwege zijn degradatie naar het basisprogramma, niet langer op afdeling C kon verblijven en hij zijn
medewerking aan overplaatsing naar afdeling E weigerde. Gelet hierop kon de directeur in het kader van de handhaving van de orde en de veiligheid dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming beslissen aan klager een ordemaatregel
van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel op te leggen. Niet gebleken is dat de ordemaatregel langer heeft geduurd dan noodzakelijk was.

B.
Onder meer RSJ 10 november 2014, 14/1918/GA en RSJ 17 maart 2015, 14/3589/GA heeft de beroepscommissie geoordeeld dat de directeur voorafgaand aan een beslissing tot degradatie een belangenafweging dient te maken. Bij die belangenafweging dient de
directeur het ‘oranje-gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene gedrag’, van de gedetineerde en uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het
‘oranje-gedrag’ dan wel ‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het uitgangspunt van DBT dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re-integratie, dient te leiden tot degradatie. Die belangenafweging dient,
vanwege de ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van die beslissing achteraf door de beklag- en beroepscommissie, inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden vastgelegd.

Klager is gedegradeerd, omdat hij meerdere keren positief heeft gescoord op THC bij urinecontroles. Het meerdere keren positief scoren op softdrugs leidt kan in beginsel leiden tot degradatie. Echter, ook in een situatie als de onderhavige moet de
directeur een inzichtelijke belangenafweging als voornoemd maken. De beroepscommissie stelt vast dat de directeur onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke belangenafweging is gemaakt. Niet gebleken is dat ook het positieve gedrag van klager bij de
beslissing is betrokken. Hierbij komt nog dat de directeur in zijn beslissing het gedrag van klager heeft gekwalificeerd als “dit kan beter gedrag (oranje) of ongewenst gedrag (rood)” en daarbij geen keuze heeft gemaakt, hetgeen wel had gemoeten. Gelet
op het voorgaande zal het beroep van klager dan ook gegrond worden verklaard, zal de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd en zal het beklag alsnog gegrond worden verklaard. Aangezien vast staat dat klager meerdere keren positief heeft
gescoord op THC en klager op grond hiervan kon worden teruggeplaatst in het basisprogramma, ziet de beroepscommissie geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. en b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, R. van Benthem RA en drs. R.K. Boelens, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 9 oktober 2015

secretaris voorzitter

Naar boven