nummer: 02/1369/GA
betreft: [klager] datum: 15 november 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 25 juni 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Overmaze te Maastricht,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 september 2002, gehouden in de p.i. Nieuw Vosseveld, is klager gehoord.
De directeur van de p.i. Overmaze heeft laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het niet opvolgen van aanwijzingen en het beledigen van personeel.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik heb de straf opgelegd gekregen vanwege werkweigering. Er was in het geheel geen sprake van werkweigering, noch van het bezigen van beledigende woorden. Zonder duidelijke aanleiding werd mij rapport aangezegd. Ik was reiniger enben dat nog steeds.
De unit-directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet nader toegelicht.
3. De beoordeling
Blijkens de stukken heeft een medewerker arbeid, nadat hij op 16 mei 2002 om 8.00 uur constateerde dat klager tot drie maal toe geen gehoor gaf aan de door hem gegeven werkopdracht, hem verslag aangezegd. Op 17 mei 2002 heeft deunit-directeur naar aanleiding van voornoemd verslag en na klager te hebben gehoord, hem een disciplinaire straf opgelegd van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande 16 mei 2002 om 16.45 uur.
Ingevolge artikel 57, eerste lid, onder h, van de Pbw stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord alvorens hij beslist omtrent -onder meer- de oplegging van een disciplinaire straf als de onderhavige,waarvan hij de gedetineerde, krachtens artikel 58, eerste lid, van de Pbw, onverwijld en schriftelijk mededeling doet. Uit het voorgaande volgt dat de straf eerst nadat hieromtrent een beslissing is genomen door de directeur kanworden opgelegd en niet met terugwerkende kracht tot aan het moment van opmaken van het verslag. Dit is in casu wel gebeurd, zodat om die reden het beroep gegrond is.
Het beroep zal op formele grond gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal wat dit betreft alsnog gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie zal bepalen dat klager na te noemen tegemoetkoming toekomt.
Gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting ten aanzien van klager naar voren is gekomen, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur, materieel gezien, niet in strijd is met de wet en evenmin alsonredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op formele grond gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag wat dit betreft alsnog gegrond en voor het overige ongegrond.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 10,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 15 november 2002
secretaris voorzitter