nummer: 15/1739/GA
betreft: [klager] datum: 2 oktober 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,
gericht tegen een uitspraak van 29 mei 2015 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 september 2015, gehouden in de p.i. Almelo, zijn een kantoorgenoot van klagers raadsman mr. D.C. Vlielander, mevrouw mr. E. Hullegie, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Leeuwarden,
gehoord.
Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens schelden, dreigen, trappen tegen de deur en het proberen via het raam contact te leggen met medegedetineerden.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voor zover een disciplinaire straf voor de duur van meer dan drie dagen is opgelegd en heeft aan klager een tegemoetkoming van € 20,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft zich schuldig gemaakt aan fysiek contact en ontoelaatbaar intimiderend gedrag richting het personeel. Klager
heeft gescholden, gedreigd en tegen de celdeur getrapt. Klager heeft het personeelslid op de borst getikt en stond bijna neus aan neus tegen het personeelslid. Ook heeft hij geprobeerd via het raam contact te maken met medegedetineerden op de
luchtplaats. Aangezien klager op dat moment in algehele beperkingen zat, is besloten klager in de strafcel te plaatsen. Indien klager de straf in zijn eigen cel zou hebben uitgezeten, zou geen sprake zijn van een signaalfunctie, hetgeen het doel is van
een disciplinaire straf. Klager had tumult op de afdeling veroorzaakt. De directeur acht een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel redelijk en billijk. Voor het bedreigen, intimideren en het fysiek contact maken met een
personeelslid wordt normaal gesproken zeven tot veertien dagen opgelegd. Vijf dagen is dan ook zeker niet aan de hoge kant. Bovendien heeft de directeur bij een gedetineerde die in algehele beperkingen verblijft bijna geen alternatieven.
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Primair wordt namens klager aangevoerd dat het schriftelijk verslag niet klopt. Klager heeft niet gedreigd en gescholden.
Subsidiair is klager van mening dat de beklagcommissie terecht heeft geoordeeld dat de opgelegde disciplinaire straf te zwaar is. De directeur dient terughoudend om te gaan met de oplegging van disciplinaire straffen. Gedetineerden in algehele
beperkingen zijn al veel afgezonderd van de andere gedetineerden. Niet gemotiveerd is waarom aan klager een disciplinaire straf van vijf dagen is opgelegd.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat geen aanknopingspunten bestaan voor het oordeel dat niet kan worden uitgegaan van hetgeen is vermeld in het schriftelijk verslag. Zij acht dan ook aannemelijk dat klager tegen zijn celdeur heeft getrapt, het personeel
heeft uitgescholden en door het raam richting medegedetineerden op de luchtplaats heeft geroepen. Ook acht de beroepscommissie aannemelijk dat klager zeer dicht tegen een personeelslid aan is gaan staan, het personeelslid op de borst heeft getikt en
uitgescholden. De beslissing om naar aanleiding van voornoemd gedrag een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel op te leggen, acht de beroepscommissie niet onredelijk of onbillijk, noch disproportioneel. Gebleken is dat bij de
bepaling van de duur van de straf voldoende rekening is gehouden met de omstandigheid dat klager in algehele beperkingen verbleef. Het beroep van de directeur zal dan ook gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden
vernietigd voor zover daartegen beroep is ingesteld en het beklag zal in zoverre alsnog ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, R. van Benthem RA en drs. R.K. Boelens, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 2 oktober 2015
secretaris voorzitter