nummer: 15/2424/GA en 15/2573/GA
betreft: [klager] datum: 1 oktober 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de uitspraken van 16 juli 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Tafelbergweg te Amsterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet verlenen van regimesgebonden verlof vóór 3 juli 2015; en
b. de omstandigheid dat klager slechts onder begeleiding incidenteel verlof wordt verleend ten behoeve van een bezoek aan het ziekenhuis.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Ten aanzien van a.: De regel uit artikel 20 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) waaruit volgt dat klager niet eerder dan na vier weken recht heeft op regimesgebonden verlof, is niet op klager van toepassing. Klager valt
namelijk onder de uitzonderingsbepaling van artikel 20 van de Regeling. Deze uitzonderingsbepaling luidt als volgt: “tenzij het gaat om gedetineerden die in het kader van detentiefasering in de inrichting worden geplaatst.”
Ten aanzien van b.: Gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, had klager verwacht en gehoopt dat hem incidenteel verlof zou worden verleend voor een onbegeleid bezoek aan het ziekenhuis. Klager mag slechts onder begeleiding naar het ziekenhuis, omdat
hij nog niet op verlof is geweest en pas na vier weken recht op regimesgebonden verlof zou hebben.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd, gelet op de vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (zie RSJ 6 februari 2013, 12/3190/GA), niet tot een andere beslissing kan leiden
dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt. Klager heeft verzocht om onbegeleid incidenteel verlof voor een bezoek aan het ziekenhuis. In het multidisciplinair overleg van 11 juni 2015 is positief
geadviseerd
ten aanzien van klagers verlofaanvraag. De directeur heeft klagers verlofaanvraag op 12 juni 2015 afgewezen, omdat er sprake was van een onvolledige verlofaanvraag. Het beklag betreft de omstandigheid dat klager in het kader van incidenteel verlof
slechts onder begeleiding een bezoek aan het ziekenhuis mag brengen.
Ter zitting van de beklagcommissie heeft klager aangevoerd dat hij geen schriftelijke beslissing van de directeur heeft ontvangen waaruit blijkt dat hem begeleid incidenteel verlof is verleend. Ook heeft klager geen schriftelijke beslissing van de
directeur overgelegd waaruit volgt dat zijn verlofaanvraag is afgewezen in verband met de vereiste begeleiding. De directeur heeft ter zitting van de beklagcommissie aangevoerd dat er geen andere schriftelijke beslissing is, dan het formulier dat de
directeur heeft overgelegd.
Nu uit het klaagschrift volgt dat het beklag gericht is tegen de omstandigheid dat klager in het kader van incidenteel verlof slechts onder begeleiding een bezoek aan het ziekenhuis mag brengen, maar de verlofaanvraag door de directeur is afgewezen in
verband met de onvolledigheid daarvan, moet het beklag ongegrond worden verklaard. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden ten aanzien van het beklag als vermeld onder b.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van Eijk, secretaris, op 1 oktober 2015
secretaris voorzitter