nummer: 15/1228/GA
betreft: [klager] datum: 24 september 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.T.C. Plantaz, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 20 maart 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 21 augustus 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en zijn raadsman. De directeur van de p.i. Middelburg heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting aanwezig te zijn.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het toepassen van buitensporig geweld door het personeel jegens klager.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er kan worden aangetoond dat er geen gepast geweld is gebruikt. Klager had in die periode last van angst- en paniekaanvallen en heeft daarom
op
de noodknop gedrukt. Hij is op de grond gevallen en zat op zijn knieën bij het toilet toen het personeel bij zijn cel aankwam. Het personeel tikte heel hard op de celdeur. Klager heeft toen geroepen dat het wel weer ging. Hij kreeg hoofdpijn van dat
getik en wilde dat het ophield. Het personeel deed daarna met geweld de deur open. Klager kreeg een klap op zijn oog met iets, dat aanvoelde als een zaklamp. Zijn hoofd sloeg daardoor opzij. De paniek nam hierdoor weer toe. Hij voelde bloed aan zijn
hoofd. Het bloed bleek later in het midden van de cel te liggen en zat ook op de kast en de muur. Dat kwam niet door een val. Het personeel was zeker met meer dan drie man. Het ergste was dat hij daarna naakt op een matras werd gezet in een
observatiecel. Klager heeft een nare jeugd gehad. Hij moet erop kunnen vertrouwen dat hij veilig is. Hij is niet ‘met zachte hand’ aangepakt, zijn hoofd bloedde immers. Er is waarschijnlijk veel meer aan de hand. Het systeem wreekt zich als er iemand
is
die mondiger is. Ook klagers raadsman is door de p.i. tegengewerkt. De vraag die de beklagcommissie heeft gesteld aan de directeur over de hoofdwond van klager is suggestief. De vraag was of het een val kan zijn geweest en vervolgens was het antwoord
van de directeur dat er inderdaad sprake was geweest van een val. Klager had een open wond boven zijn oog die met hechtpleisters dicht is gemaakt.
Klager heeft de arts van de Huisartsenpost verteld dat hij een klap op zijn gezicht had gehad. De bewaarders stonden op dat moment echter om hem heen. Dat maakte klager bang. Klager kan een en ander niet bewijzen. Hij weet bijvoorbeeld niet hoe de
gedetineerde in de cel naast hem heet, terwijl deze wel kan verklaren wat er is gebeurd. Er is sprake van een gerichte actie van de bewaking richting klager. Hij verbleef in een extra zorg setting en heeft nooit eerder klachten ingediend. Hij heeft nu
hulp aanvaard van de reclassering.
De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie constateert dat de standpunten van klager en directeur aanmerkelijk van elkaar verschillen. Zo volgt uit de door de directeur overgelegde verslagen dat klager op zijn buik in zijn cel lag toen het personeel bij zijn cel arriveerde,
terwijl klager stelt dat hij op zijn knieën naast het toilet zat. Daarnaast stelt klager dat hij reageerde op het tikken op de deur door het personeel, terwijl uit de stukken overgelegd door de directeur volgt dat klager toen het personeel aankwam bij
zijn cel niet aanspreekbaar was. Uit de door de directeur overgelegde e-mailberichten volgt bovendien dat klagers hoofdverwonding zou zijn ontstaan toen hij op de grond gevallen is. Klager stelt daarentegen dat de hoofdverwonding is ontstaan door een
klap die hij kreeg van het personeel dat zijn cel binnentrad.
De beroepscommissie merkt op dat ook de door de directeur overgelegde rapportages van
5 respectievelijk 9 januari 2015 inhoudelijk van elkaar verschillen. Zo staat er in de mededeling van 5 januari 2015 met als onderwerp “Medische uitdaging gedetineerde (...)” dat klager ‘met gepast geweld’ gefixeerd is teneinde hem te controleren en in
het bericht van 9 januari 2015 dat klager ‘met zachte hand’ onder controle is gebracht door zijn armen en benen veilig te stellen. Niet valt uit deze stukken af te leiden waar het ‘gepaste geweld’ dan wel de benadering ‘met zachte hand’ precies uit
bestond.
Nu klager hetgeen door de directeur is aangevoerd uitvoerig heeft betwist, de rapportages van 5 januari 2015 en 9 januari 2015 inhoudelijk niet geheel met elkaar overeenkomen en uit de rapportages niet volgt op welke manier klager daadwerkelijk door
het
personeel is benaderd en met hoeveel personen, is de beroepscommissie van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat buitensporig geweld jegens klager is toegepast en dat het beroep gegrond moet worden verklaard. De beroepscommissie is van oordeel dat
klager een tegemoetkoming toekomt voor het door hem ondervonden ongemak van na te noemen hoogte.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. MJ. Stolwerk, voorzitter, dr. A. van Kalmthout en J. Plaisier, MSc, leden, in tegenwoordigheid van
mr. M. van Eijk, secretaris, op 24 september 2015
secretaris voorzitter