Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1540/SGA, 26 mei 2015, schorsing
Uitspraakdatum:26-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/1540/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 26 mei 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschriften, ingediend door

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, en door mr. E.A. Blok, namens verzoeker.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 19 mei 2015, inhoudende de ontzegging van de toegang tot de
inrichting van een met name genoemde bezoekster voor de duur van drie maanden, ingaande op 19 mei 2015 om 00:00 uur en eindigend op 19 augustus 2015 om 00:00 uur in verband met het vertonen van dusdanig vreemd gedrag dat bezoekster de orde en rust
binnen de inrichting heeft verstoord.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van een medewerker van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek als klaagschrift zal worden ingeschreven alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 21 mei 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat betreffende bezoekster na binnenkomst in de inrichting op haar knieën op de grond ging zitten en dat zij vervolgens een stukje over de grond kroop. Voorts komt uit de inlichtingen van de
directeur
naar voren dat bezoekster vier keer in vijftien minuten naar het toilet is gegaan, dat zij na het laatste toiletbezoek een stuk toiletpapier heeft meegenomen, waarna zij de stoelen en muur begon te poetsen en dat vervolgens bij gelegenheid van een
fouillering niets bij bezoekster is aangetroffen. Hoewel het voorgaande gedrag van bezoekster kan worden bestempeld als ongewoon gedrag, is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – onvoldoende aannemelijk geworden dat bezoekster dusdanig
ernstig
gedrag heeft vertoond dat zij hiermee de orde en rust binnen de inrichting zou hebben verstoord. Gelet hierop kan de beslissing van de directeur om die bezoekster voor drie maanden de toegang tot de inrichting te ontzeggen als onredelijk en onbillijk
worden aangemerkt. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van R. Boerhof, secretaris,
op 26 mei 2015

secretaris voorzitter

Naar boven