nummer: 15/2252/GM
betreft: [klager] datum: 28 september 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Sittard,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 6 juli 2015 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 14 september 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel.
Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Sittard is evenmin ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van
3 juni 2015, betreft het bieden van onvoldoende adequate medische zorg wat betreft klagers knie- en handklachten.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Klager is op 9 april 2015 bij zijn aanhouding door de politie in elkaar geslagen. Op 10 april 2015 is hij in de locatie Sittard geplaatst. Hij heeft toen direct om een arts gevraagd en daarbij verzocht om informatie van zijn huisarts op te vragen. Op
14 april 2015 is hij bij de inrichtingsarts geweest en is hij doorverwezen naar het ziekenhuis voor het maken van foto’s van hand en ribben. Hij moest voor zijn knie nog terugkomen voor een MRI-scan. Na drie weken werden er foto’s gemaakt van zijn knie
maar is geen MRI-scan gemaakt. Hij had veel pijn. Na twee maanden was sprake van verlies van het gevoel in zijn hand. Het was een afgekneld gevoel. Klager is weer naar de inrichtingsarts gegaan, maar die deed daar niets mee. Op 27 mei 2015 heeft
klager
geïnformeerd of er informatie was opgevraagd bij zijn huisarts. Gezegd is dat dat vergeten was. Hij heeft vroeger zijn rug gebroken en een hartprobleem gehad. Hij heeft blijvende klachten aan hand en knie en krijgt niet de nodige zorg. Klager heeft
zijn
huisarts gebeld en die zei dat er geen informatie is opgevraagd door de locatie Sittard.
Hij zakt dagelijks door zijn knie omdat ze hem in de locatie Sittard twee maanden zo hebben laten lopen. Hij heeft zijn klacht pas op 3 juni 2015 op papier gezet omdat de medische dienst telkens iets anders te melden had en smoesjes verzon, en het
letsel aan knie en hand blijvend is.
Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Bij binnenkomst in locatie Sittard op 11 april 2015 liep klager mank. Hij had een schaafwond op zijn rechterknie en pijn in de onderste rechterribben. Zijn rechterarm zat in een mitella. Klager zei dat hij flink was aangepakt door de politie. Op
maandag
13 april 2015 is hij gezien door de inrichtingsarts en doorverwezen voor het laten maken van een röntgenfoto van zijn hand. Op 17 april 2015 zijn door de administratief medewerker klagers gegevens bij zijn huisarts opgevraagd. Klager gaf aan dat hij
nog
veel last had van zijn knie en dat hij bloed had in de urine en de ontlasting. Hij is hiervoor dezelfde dag bij de inrichtingsarts geweest. Er zouden een röntgenonderzoek en een urineonderzoek plaatsvinden. Op 18 mei 2015 vroeg klager wanneer hij een
MRI-scan van zijn knie zou krijgen. Toen bleek dat er geen röntgenfoto was gemaakt. De aanvraag was niet op de juiste plek terecht gekomen. Op 26 mei 2015 gaf klager aan niet tevreden te zijn over de onderzoeken. Hij bleef last houden van pijn aan zijn
knie en arm. De gegevens van zijn huisarts waren nog niet binnen. Op 27 mei 2015 is klager weer door de inrichtingsarts gezien die een drukpijnlijke zwelling aan de hand constateerde. Mogelijk was een van de handwortelgewrichtjes uit de kom. Klager
wilde het onderzoek vanuit de p.i. Grave laten doen, waarnaar hij op 5 juni 2015 was overgeplaatst. In de p.i. Grave bleek dat klager de naam van zijn vorige huisarts had opgegeven. Op 9 juni 2015 is klager onderzocht door de inrichtingsarts van de
p.i.
Grave. De kniefunctie bleek hersteld. Er was sprake van een kleine verdikking aan de handwortel. Functie en zenuwvoorziening waren intact. De klacht is laat, op 3 juni 2015, ingediend.
3. De beoordeling
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager zijn klacht binnen de in artikel 29, eerste lid, van de Pm vermelde termijn van veertien dagen ingediend. Zij zal derhalve klager ontvangen in zijn klacht.
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, en de behandeling ter zitting zijn geen aanknopingspunten naar voren gekomen die erop zouden duiden dat onvoldoende adequate zorg is geboden wat betreft klagers knie- en handklachten. Klager is tijdig en
regelmatig gezien door de inrichtingsarts en is doorverwezen voor het maken van röntgenfoto’s. Dat een aanvraag voor het maken van een röntgenfoto van zijn knie niet direct op de juiste plek is aangekomen is, is een aandachtspunt voor de medische
dienst
maar kan niet tot gegrondheid van de klacht leiden. Dat de gegevens van zijn voormalige huisarts niet tijdig zijn verstrekt, komt voor verantwoordelijkheid van klager, nu klager de naam van de verkeerde huisarts heeft opgegeven.
De beroepscommissie is van oordeel dat niet is gebleken dat het handelen door of namens de inrichtingsarts in strijd zou zijn met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,
drs. J.G.J. de Boer en dr. Ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 september 2015.
secretaris voorzitter