Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2901/GV, 29 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:29-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2901/GV

betreft: [klager] datum: 29 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 augustus 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Het is heel belangrijk dat hij even bij zijn vrouw kan zijn, omdat zij voor vier kinderen moet zorgen en er niemand is die haar helpt. Op
26 augustus 2015 is klagers vrouw bevallen. Het gaat niet goed met haar en het kind, omdat ze een infectie hebben opgelopen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft geen belang meer bij het beroep, omdat de bevalling al heeft plaatsgevonden. Hij vraagt nu om één of een aantal dagen verlof. Wanneer de noodzaak bestaat dat
klager
buiten de inrichting verblijft, kan hij hiertoe een schorsingsverzoek indienen bij de rechtbank. Indien één dag kan volstaan, dan kan hij bij de directeur een gemotiveerd verzoek doen tot een (begeleid) incidenteel verlof. De gronden van het beroep
zijn
niet van toepassing op de genomen beslissing waartegen het beroep is ingesteld.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat de noodzaak van het verlof niet is gebleken en de Pbw niet voorziet in het verzoek zoals ingediend door klagers raadsman.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd.
Het MDO heeft positief geadviseerd, mits sprake is van een begeleid verlof.
Het verlofadres is geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager is preventief gedetineerd in verband met de verdenking van opzettelijke vrijheidsberoving en openlijke geweldpleging.

Namens klager is op 29 juli 2015 bij de directeur van de p.i. Dordrecht verzocht om incidenteel verlof rondom de bevalling van zijn partner, zodat hij deze gebeurtenis bij kan wonen en zijn steun kan verlenen. De Staatssecretaris heeft klagers verzoek
afgewezen in verband met de omstandigheid dat de begin- en eindtijd bij een bevalling niet duidelijk zijn, waardoor niet kan worden gegarandeerd dat klager op de dag van vertrek ook terug kan keren naar de inrichting. Klagers partner is inmiddels
bevallen.

Incidenteel verlof kan op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid
noodzakelijk is. In de artikelen 23 tot en met 31 van de Regeling staat een aantal gevallen vermeld waarvoor incidenteel verlof verleend kan worden, zoals voor kraambezoek (artikel 26 van de Pbw). Dit is geen uitputtende opsomming. Ook andere gevallen
kunnen aanleiding geven voor het verlenen van incidenteel verlof. Het bijwonen van de bevalling van een partner, dan wel het steunen van de partner voor of na de bevalling, kunnen als zodanig worden aangemerkt. Vereist blijft dat de aanwezigheid van de
gedetineerde bij de gebeurtenis noodzakelijk is.
In het vierde lid van artikel 21 van de Pbw is bepaald dat het incidenteel verlof eindigt op de dag waarop het is aangevangen. Indien de benodigde reistijd dat niet toelaat eindigt het in ieder geval de daarop volgende dag. Voor wat betreft de begin-
en
eindtijd van het verlof overweegt de beroepscommissie dat wanneer een bevalling zich aankondigt of heeft plaatsgehad, in overleg een afspraak kan worden gemaakt over het tijdstip van aanvang en terugkeer. Incidenteel verlof kan zich derhalve lenen
voor
het bijwonen van een bevalling (of een kraambezoek).
De Staatssecretaris heeft in de afwijzende beslissing van 20 augustus 2015 geen andere (zwaarwegende) beletselen dan de begin- en eindtijd van de bevalling tegen het verlenen van incidenteel verlof aangevoerd. De beroepscommissie is derhalve van
oordeel
dat de beslissing van de Staatssecretaris niet op goede gronden rust. Zij zal het beroep derhalve gegrond verklaren. Nu uit het namens klager ingediende verzoek volgt dat klager niet slechts heeft verzocht om incidenteel verlof omdat hij de bevalling
bij had willen wonen, maar ook omdat hij zijn steun had willen verlenen, is de beroepscommissie van oordeel dat het verzoek tevens opgevat had moeten worden als een verzoek om incidenteel verlof voor een kraambezoek als bedoeld in artikel 26 van de
Regeling. Nu klagers partner op 26 augustus 2015 bevallen is zal de beroepscommissie de Staatssecretaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen ten aanzien van een kraambezoek. Hierbij kan het verstreken zijn van de termijn als bedoeld in artikel 26,
tweede lid, van de Regeling klager niet worden tegengeworpen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing van de Staatssecretaris. Zij draagt de Staatssecretaris op om een nieuwe beslissing te nemen ten aanzien van het brengen van een kraambezoek.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van Eijk, secretaris, op 29 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven