nummer: 15/2321/GM
betreft: [klager] datum: 25 september 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. M.C. Levy namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Schie te Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 8 juli 2015 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 14 september 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.H. van den Elzen, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Schie is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klachten, zoals neergelegd in de verzoeken om bemiddeling aan de medisch adviseur van 11 mei 2015, 26 mei 2015, 3 juni 2015, 8 juni 2015 en 10 juni 2015 betreffen:
a. de weigering om aan klager een speciale matras en twee hoofdkussens te verstrekken;
b. het moeten traplopen naar en van de afdeling;
c. de lange duur van de doorverwijzing naar de cardioloog;
d. de weigering om klager door te verwijzen naar de eigen specialist in het Sint Antonius ziekenhuis te Nieuwegein;
e. de weigering om klager door te verwijzen naar een psycholoog of een psychiater.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager zijn de klachten als volgt toegelicht.
Klager is sinds 1993 herniapatiënt. In 1994 is hij geopereerd in Spanje ten hoogte van de vierde en vijfde lendenwervel. In 1996 en 2004 was sprake van een recidief. In 2009 stond hij op de lijst om geopereerd te worden, maar dat is uitgesteld. Als
klager aangeeft dat de pijn ondragelijk is wordt hij binnen twee tot drie weken geopereerd. Hij is 30% van de kracht in zijn been kwijt en heeft geen hiel- en kniereflex meer. Klager vreest incontinent te worden. Het risico op een beschadigde blaas is
nu groter. Er is structureel iets mis in de inrichting. Er wordt veel te laat op verzoeken gereageerd. De gezondheidszorg in de inrichting moet vergelijkbaar zijn met die in de vrije maatschappij.
A. Klager heeft direct aangegeven dat hij volgens de neuroloog een speciale matras en twee hoofdkussens nodig heeft. Hem is gezegd dat hij dat op de afdeling moest regelen. Klager is van het kastje naar de muur gestuurd. Zijn raadsman heeft een
schriftelijk verzoek ingediend en vervolgens met het afdelingshoofd gesproken maar die zei : “daar beginnen we niet aan”. Door bemiddeling van de commissie van toezicht heeft klager wel een extra kussen gekregen. Buiten had klager al heel lang een
aangepaste matras. Op het verzoek om rechtstreeks een matras bij een fabriek te mogen bestellen en in te voeren heeft hij geen respons gehad
b.. Klager had veel pijn tijdens het traplopen. Hij moet in verband met een rughernia zo min mogelijk lopen. Er waren wel liften maar die werden alleen gebruikt voor het eten en het afval. Klager is nooit aangeboden om van de lift gebruik te maken.
Klager heeft om overplaatsing naar een andere afdeling gevraagd en is door het afdelingshoofd verwezen naar de medische dienst, de inrichtingspsycholoog en de –psychiater
c.. Zijn bloeddruk was dodelijk hoog. Hij werd in de nacht van 17 op 18 april 2015 vervoerd naar het ziekenhuis en daar werd hem gezegd dat hij een licht hartinfarct had gehad. Er was daar op dat moment geen cardioloog in huis. De politie stond erop
dat
klager weer mee terug ging naar het politiebureau. Klager is in het ziekenhuis gezegd dat hij met spoed een cardioloog moest zien. Op 30 juni 2015 is hij niet gezien door de cardioloog, maar is hij doorverwezen. Het heeft te lang geduurd. Hij wil een
vergoeding voor de opgelopen stress. Hij heeft niet eerder een hartinfarct gehad. Hij heeft wel last van etalagebenen.
D.. Klager stond onder behandeling van een neurochirurg van het ziekenhuis te Nieuwegein. Beroep wordt gedaan op artikel 42, tweede lid, van de Pbw.
E.. Klager heeft gevraagd om een psycholoog of psychiater in verband met nachtmerries en huilbuien. Hij is doorverwezen naar de inrichtingspsycholoog maar dat klikte niet.. Hij heeft daarna vier weken gewacht totdat hij werd doorverwezen naar de
psychiater. Hij schijnt opgeroepen te zijn voor 20 mei 2015, maar die oproep heeft hij niet ontvangen. Klager houdt deze dingen bij. Zijn dochter kende hem niet meer terug en heeft zelf een psychiater ingeschakeld die klager heeft uitgelegd waarom hij
telkens huilt
Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
A. Verwezen wordt naar de NHG-standaard, waarin niets staat vermeld over een speciale matras of een speciaal kussen. Klager kan wel navragen bij het afdelingshoofd of er voor hem een andere matras is die beter bevalt. Klager is inmiddels verwezen naar
de neuroloog. De inrichtingsarts regelt de pijnstilling.
B.. Traplopen is niet slecht voor de rug. Van belang is dat klager in beweging blijft. Inmiddels verblijft hij op de begane grond.
C.. Op 30 juni 2015 is klager verwezen naar de cardioloog. Navraag is gedaan bij de inrichtingsarts over de gang van zaken tijdens klagers verblijf op het politiebureau. Er was toen geen sprake van een acuut hartprobleem.
D. De gegevens van het ziekenhuis waren op 10 juni 2015 nog niet ontvangen. Voor wat betreft het recht op raadpleging op eigen kosten van een arts naar keuze wordt opgemerkt dat de inrichtingsarts verantwoordelijk blijft voor de behandeling.
E.. Klager heeft inmiddels psychiatrische en/of psychologische zorg. Op 20 mei 2015 is klager een consult aangeboden met de inrichtingspsychiater. Hij verkoos het arbeidsmoment boven het consult.
3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, en de behandeling ter zitting is gebleken dat wat betreft a. klager een extra hoofdkussen is verstrekt. Wat betreft het verstrekken van een speciale matras is de beroepscommissie van oordeel dat niet is
komen vast te staan dat een neuroloog deze zou hebben voorgeschreven; een medische indicatie heeft de beroepscommissie niet aangetroffen. Ten aanzien van b. onderschrijft de beroepscommissie het oordeel van de inrichtingsarts dat traplopen niet slecht
is voor klagers rug en dat het van belang is om bij een hernia in beweging te blijven. Wat betreft d. heeft de beroepscommissie geen medische indicatie, laat staan urgentie aangetroffen om klager destijds door te verwijzen naar een specialist.
Ten aanzien van e. blijkt uit de medische informatie dat klager is doorverwezen, maar dat hij geen gebruik is gemaakt van een aangeboden consult van de inrichtingspsychiater.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit het bovenstaande volgt dat met betrekking tot de klachten onder a., b., d. en e. niet is gebleken dat het handelen door of namens de inrichtingsarts in strijd zou zijn met de in artikel 28 Pm neergelegde norm.
Het beroep zal derhalve op deze punten ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van c. overweegt de beroepscommissie dat gelet op klagers voorgeschiedenis - hij is eerder behandeld door een cardioloog - het in de rede had gelegen om klager binnen twee weken na de gemelde klachten te laten onderzoeken door een
cardioloog. Dit is niet gebeurd.
De beroepscommissie zal derhalve het beroep op dit punt gegrond verklaren en klager ter zake een tegemoetkoming toekennen van € 25,=.
Voor zover de klacht vermeld onder a. betrekking heeft op een beslissing door of namens de directeur kan deze beroepscommissie klager niet in de klacht ontvangen.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de klacht vermeld onder c. gegrond. Zij bepaalt de aan klager ten laste van de locatie De Schie toekomende tegemoetkoming op
€ 25,=. Zij verklaart de klacht vermeld onder a., voor zover gericht tegen het handelen door of namens de inrichtingsarts, b. , d. en e. ongegrond en verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht vermeld onder a. voor zover deze betrekking heeft op
een beslissing door of namens de directeur.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en dr. Ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 september 2015.
secretaris voorzitter