Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1187/TA, 2 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:02-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1187/TA

betreft: [klager] datum: 2 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 april 2015 van de beklagcommissie bij FPC Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 augustus 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.J. Serrarens, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...].
Voorts was als toehoorder aanwezig [...], stagiaire bij de Pompestichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, het weigeren van het bezoek van klagers moeder op 7 december 2014.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers moeder komt elk weekend op bezoek; zij komt uit Tilburg en dat is voor haar niet om de hoek. Zij heeft vier dagen voor haar geplande bezoek op 7 december 2014 met de inrichting gebeld om te vragen of zij dan bij klager op bezoek kon komen,
omdat
zij wist dat klager in afzondering verbleef. Klagers mentor S. heeft haar toegezegd dat bezoek op die datum gedurende een uur mogelijk was. Volgens klager heeft zijn mentor L. ook aan hem toegezegd dat zijn moeder een uur op bezoek kon komen.
Vrijdagavond 5 december 2014 heeft klager ook zelf aan het personeel gevraagd zijn bezoek in MITS - het bezoekregistratiesysteem van de inrichting - te zetten. Uit de schriftelijke verklaring van medepatiënt V. van 26 februari 2015 aan de
beklagcommissie blijkt dat hij op 5 december 2014 heeft gehoord dat klager op 7 december 2014 bezoek mocht ontvangen. Medepatiënt V. heeft de staf gevraagd zijn bezoek en het bezoek van klager in MITS te registreren. Medepatiënt V. heeft 6 december
2014
bezoek gehad. De beklagcommissie is ten onrechte aan die verklaring van V. voorbij gegaan.
Klager en zijn moeder hebben beiden het bezoek aangevraagd en de communicatie met de inrichting is niet goed gegaan.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft twee mentoren L. en S. Mentor L. heeft vrijdagavond 5 december 2014 aan klager de voorwaarden voor bezoek uitgelegd in verband met de aan hem opgelegde afzondering. Er is door klager echter geen concreet verzoek om bezoek gedaan. Mentor S.
heeft op 3 december 2014 met klagers moeder gesproken; zij maakte zich zorgen omdat klager in afzondering verbleef. In dat telefoongesprek is aan klagers moeder slechts in het algemeen uitleg gegeven over de mogelijkheden van bezoek tijdens
afzondering;
er zijn haar geen toezeggingen gedaan. Dat is ook niet mogelijk want indien iemand in afzondering verblijft, wordt pas vlak voor het geplande bezoek beoordeeld of het bezoek doorgang kan vinden. Nadat bezoek in MITS is geregistreerd, wordt de
verpleegde
medegedeeld dat het bezoek is toegestaan. De inrichting kon ervan uitgaan dat klager geen bezoek had aangevraagd. Het is nu niet meer na te gaan of medepatiënt V. voor klager bezoek heeft aangevraagd. Klagers moeder spreekt niet goed Nederlands. Dat
komt vaker voor bij bezoekers van patiënten. Het is echter niet doenlijk in dergelijke gevallen na te gaan of zij alles wel goed begrepen hebben.

3. De beoordeling
Uit de hiervoor door en namens klager en namens de inrichting geschetste gang van zaken kan worden afgeleid dat de communicatie tussen klagers moeder en de inrichting, mede door de taalbarrière, niet goed is verlopen en zij zich tevergeefs op 7
december
2014 bij de inrichting heeft gemeld om bij klager op bezoek te komen, zoals zij gewoon was wekelijks te doen. Tegen deze achtergrond moet klager het voordeel van de twijfel worden gegeven. Het feit dat niet met zekerheid is vast te stellen of klager op
de juiste wijze bezoek heeft aangevraagd, kan daaraan niet afdoen.
De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren.
Voor zover de klacht ziet op het verzoek de reiskosten van klagers moeder te vergoeden overweegt de beroepscommissie dat dit geen beslissing betreft waartegen klager overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 56 of 57 Bvt beklag kan indienen. De
beroepscommissie zal klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in dat onderdeel van het beklag.

4. De uitspraak.
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het beklag alsnog gegrond en klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag ten aanzien van de vergoeding van de reiskosten van klagers
moeder.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel en drs. C.W. van der Meer leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 2 september 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven