Nummer : 15/2347/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 24 juli 2015
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 16 juli 2015, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 16 juli 2015 om 07.30 uur en eindigend op 30 juli 2015 om 7.30 uur, wegens het voorhanden hebben van contrabande in de verblijfsruimte.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 18 juli 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 22 juli 2015.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen een verslag van 15 juli 2015, wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker de hem verweten
gedraging heeft gepleegd. Gelet daarop kon de directeur in redelijkheid beslissen tot oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel. Naar het voorlopig oordeel is van de voorzitter is evenwel oplegging van een disciplinaire straf
van opsluiting in een strafcel voor de maximaal toegestane duur in het onderhavige geval, ook gelet op het feit dat uit de inlichtingen van de directeur niet blijkt dat er sprake is van eerder bij verzoeker aangetroffen contrabande of van een
uitgebreide geschiedenis van disciplinaire bestraffingen, zodanig onredelijk en onbillijk dat dit een toewijzing van het verzoek rechtvaardigt. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van het verweer dat verzoeker langer dan veertien dagen zou zijn ingesloten, merkt de voorzitter op dat verzoeker van 15 juli 2105 om 20.30 uur tot 16 juli 2015 om 07.30 uur in het kader van een ordemaatregel, het zogenaamde
bewaardersarrest, ingesloten is geweest en dat er geen rechtsregel is die de directeur verplicht de duur van die ordemaatregel mee te wegen met een nadien op te leggen disciplinaire straf. Dit verweer treft daarom geen doel.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de verdere tenuitvoerlegging van onderhavige disciplinaire straf met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 juli 2015.
secretaris voorzitter