nummer: 15/1046/GA
betreft: [klager] datum: 17 september 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Polman, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 19 maart 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 5 augustus 2015, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn klagers raadsman, mr. B.J. Polman, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Almere en [...], hoofd algemene zaken bij voormelde inrichting,
gehoord.
In verband met de veiligheidseisen rondom het vervoer van klager (zogenaamd BOT-vervoer) is aan klagers raadsman bericht dat klager niet naar de zitting zal worden vervoerd. Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat aan klager is
gestuurd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
De beslissing van de directeur van 4 december 2014 tot oplegging van toezichtmaatregelen aan klager met ingang van 5 december 2014 tot 5 juni 2015 in verband met klagers plaatsing op de lijst gedetineerden met een vlucht- /maatschappelijk risico, met
als risico “hoog”.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur heeft veel gewicht toegekend aan de rapportages van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) van 2
juli
2013 en van 8 mei 2014. Genoemde GRIP-rapportages zijn echter gebaseerd op informatie uit 2007 en 2014. Dat deze informatie nog steeds actueel zou zijn, is niet onderbouwd. Bij uitspraak van 22 oktober 2012 respectievelijk 24 december 2013 achtte de
beroepscommissie de verlenging van klagers verblijf in de extra beveiligde inrichting dan wel oplegging van toezichtmaatregelen op basis van genoemde informatie niet gerechtvaardigd (RSJ 22 oktober 2012, 12/1927/GB en RSJ 24 december 2013, 13/2405GA).
Dat sprake zou zijn van ontsnappingsgevaar is eveneens gebaseerd op genoemde GRIP-informatie. De daarin genoemde ontsnapping uit een ziekenhuis vond ruim elf jaar geleden plaats en kan bovendien niet worden vergeleken met een ontsnapping uit een
inrichting, aangezien de zware beveiliging van een inrichting dit nimmer toelaat. De belangenafweging van de directeur steunt dan ook op zeer oude informatie over klager. In dit verband wordt verwezen naar RSJ 5 mei 2013, 12/4020/GA. Voorts heeft de
directeur nagelaten actuele informatie in te winnen bij het GRIP of bij de directeur van de p.i. Leeuwarden, waar klager anderhalf jaar heeft verbleven. Ook kan het feit dat klager moet luchten in een luchtkooi niet worden gebaseerd op het bouwkundig
concept van de p.i. Almere en de informatie uit 2004 dat klager vluchtgevaarlijk zou zijn. Bovendien beschikt klager inmiddels over een medische rapportage waaruit blijkt dat zijn longen dermate zijn beschadigd dat bewegen erg belangrijk is. De p.i.
Leeuwarden ligt ook aan een openbare weg en vanuit deze inrichting kwamen ook geen signalen van een poging tot ontvluchting. Dat er nog geen uitspraak is gedaan op het in klagers strafzaak ingestelde hoger beroep kan geen reden vormen voor oplegging
van
de toezichtmaatregelen aangezien het nog lang kan duren voor er een onherroepelijke uitspraak in hoger beroep is. Bovendien kan daarna eventueel nog beroep in cassatie worden ingesteld. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is op de GVM-lijst geplaatst omdat hij vluchtgevaarlijk is, hij lid is van een criminele organisatie en
hij tot een levenslange gevangenisstraf is veroordeeld en zijn strafzaak mediagevoelig is. Klager is op 3 december 2014 vanuit de p.i. Leeuwarden naar de p.i. Almere overgeplaatst. De directeur heeft beslist de meeste toezichtmaatregelen over te nemen
die in de p.i. Leeuwarden aan klager waren opgelegd. Daarnaast zijn extra toezichtmaatregelen opgelegd vanwege het bouwkundig concept van de p.i. Almere. De directeur heeft de GRIP-rapporten van 2 juli 2013 en van 8 mei 2014 bij zijn beslissing
meegewogen. Uit het GRIP-rapport van 2 juli 2013 volgt dat de “organisatie” rond klager kan beschikken over grote hoeveelheden geld. Op de rekening-courant in de inrichting kan maximaal € 500,= worden gestort, maar betalingen aan derden kunnen
eventueel
ook buiten de rekening-courant om worden gedaan. In voornoemd GRIP-rapport is verder vermeld dat klager vluchtgevaarlijk is en dat hij in staat is om bij zijn ontvluchting hulp van buitenaf te organiseren. Het bouwkundig concept van de p.i. Almere en
de
ligging van de lucht- en sportplaatsen is anders dan bij de p.i. Leeuwarden het geval is. De luchtplaats van de p.i. Leeuwarden is omringd door gebouwen. Bij de p.i. Almere zijn deze gelegen aan de buitenkant van het complex waardoor het eenvoudiger is
om met hulp van buitenaf een ontvluchting te organiseren. Dit heeft de directeur doen besluiten om de toezichtmaatregelen die aan klager in de p.i. Leeuwarden waren opgelegd uit te breiden met individueel luchten en sporten en individueel bezoek met
toezicht. Het is niet mogelijk om klager door het personeel één op één te begeleiden bij het luchten op de luchtplaats. Anders dan in de p.i. Leeuwarden het geval was, wordt klager in de p.i. Almere niet standaard na ieder bezoekmoment gevisiteerd. Ook
wordt zijn cel niet wekelijks, maar twee keer per maand uitgebreid gecontroleerd. Klager geeft aan een modelgedetineerde te zijn. Toch is aan hem in respectievelijk mei en in oktober 2014 een disciplinaire straf opgelegd voor het in bezit hebben van
contrabande op cel en wegens oneigenlijk gebruik van de onderwijscomputer. Dat klager voorzitter is van de Gedeco en dat hij relatiebevorderend bezoek van zijn dochter ontvangt, heeft te maken met zijn goede gedrag. Naar aanleiding van het medisch
rapport is beslist klager één uur per dag naar de sportzaal te laten gaan.
3. De beoordeling
Klager is op 3 december 2014 vanuit de gevangenis van de p.i. Leeuwarden overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Almere. De directeur heeft beslist om met ingang van 5 december 2014 in verband met klagers plaatsing op de GVM-lijst met het risico
“hoog” een aantal toezichtmaatregelen aan klager op te leggen. De directeur heeft hierbij de informatie uit het GRIP-rapport van 8 mei 2014 betrokken, waarin onder meer is vermeld dat het advies in het GRIP-rapport van 2 juli 2013 nog steeds van kracht
is. Ook volgt uit het rapport van 8 mei 2014 dat het hoger beroep in klagers strafzaak in volle gang is en het Openbaar Ministerie het reëel acht dat mogelijk contrastrategieën (beïnvloeden/prepareren getuigen) worden toegepast door klager. Geadviseerd
wordt aan klager een aantal toezichtmaatregelen op te leggen.
De directeur van de p.i. Almere heeft beslist tot oplegging van een aantal dezelfde toezichtmaatregelen als die aan klager waren opgelegd in de p.i. Leeuwarden. Daarnaast is aan klager de toezichtmaatregel van “individueel luchten en sporten” opgelegd,
in verband met het bouwkundig concept van de p.i. Almere. Ook is, in tegenstelling tot in de p.i. Leeuwarden, aan klager de maatregel van “individueel bezoek met toezicht” opgelegd. Voorts is gebleken dat de directeur van de p.i. Almere besloten heeft
tot versoepeling van een aantal maatregelen. Klagers cel wordt - in tegenstelling tot in de p.i. Leeuwarden - niet wekelijks, maar twee keer per maand geïnspecteerd. Bovendien heeft de directeur de maatregel van “visitatie na bezoek en op indicatie”
niet opgelegd.
Uit het bovenstaande volgt naar het oordeel van de beroepscommissie dat de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt. Hij heeft hierbij de informatie uit het GRIP-rapport van 8 mei 2014 in aanmerking genomen. De beroepscommissie acht genoemde
informatie voldoende concreet en actueel ten einde oplegging van de toezichtmaatregelen aan klager te kunnen rechtvaardigen. Dat vanwege het bouwkundig concept van de p.i. Almere en het ten aanzien van klager gestelde vluchtgevaar is beslist tot
oplegging van de maatregel van “individueel luchten en sporten” en “individueel bezoek met toezicht” acht de beroepscommissie niet onredelijk of onbillijk. Gebleken is dat de directeur zoveel mogelijk rekening probeert te houden met klagers
persoonlijke
belangen door klager relatiebevorderend bezoek van zijn dochter en, vanwege zijn medisch toestand, iedere dag een uur sport in de sportzaal toe te staan. Nu voorts ten aanzien van de beslissing tot oplegging van toezichtmaatregelen aan alle vereisten
is
voldaan, kan de beslissing van 4 december 2014 niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, R. van Benthem RA en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 september 2015
secretaris voorzitter