Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1525/GA, 24 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:24-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1525/GA

betreft: [klager] datum: 24 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Kok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 mei 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 augustus 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.W. Dirkzwager, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, het openen van retour gezonden post van klager geadresseerd aan zijn advocaat.

De beklagcommissie heeft het beklag, voor wat betreft het daadwerkelijk openen van de post, ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op grond van artikel 36 en 37 van de Pbw dient de p.i. zich te onthouden van het openmaken van post, gericht aan een rechtsbijstandverlener.
Het openen van geprivilegieerde post buiten klagers aanwezigheid is bovendien in strijd met artikel 4 van de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden. Klager heeft een brief aan zijn advocaat verstuurd, onder vermelding van alle relevante
adresgegevens. De betreffende brief werd na retourzending door Post NL geopend in zijn cel gelegd. De brief is aan de bovenkant geopend en met plakband (dat gebruikt wordt in de inrichting) dichtgeplakt. Om bij de inhoud te komen, heeft klager de
envelop door midden opengescheurd. De brief is door Post NL als onbestelbaar retour gezonden, omdat de postcode niet overeenkomt met het opgegeven adres. Opvallend is dat de foutieve postcode met een ander handschrift en met een andere pen op de
envelop
is geschreven. Na ontvangst van de geretourneerde brief, heeft klager het voorval direct bij p.i.w.-ers gemeld. Hij weet niet meer exact wie dit waren. De p.i. heeft in de daaropvolgende beklagprocedure te weinig onderzoek gedaan. De brief is duidelijk
gericht aan de advocaat en er staat ‘vertrouwelijk’ op.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het klopt dat als post geopend wordt, dit met plakband wordt dichtgeplakt en wordt teruggebracht naar de gedetineerde. Normaal gesproken worden aan
de gedetineerde excuses aangeboden, wanneer de geopende post overhandigd wordt. De directeur begrijpt dat dit geprivilegieerde post is en gaat ervan uit dat de envelop open is gemaakt. Wanneer een advocaat post stuurt aan een gedetineerde, wordt alleen
de buitenenvelop opengemaakt. In het geval een gedetineerde post aan zijn advocaat richt, wordt deze post niet geopend. De onderhavige situatie is bijzonder. De post van klager aan zijn advocaat is door Post NL retour gezonden en is bij binnenkomst
niet
als geprivilegieerde post behandeld, omdat de post niet van een advocaat kwam. Er zou op deze manier contrabande ingevoerd kunnen worden. De beklagcommissie heeft aangegeven dat de directeur de dagrapportage niet heeft geraadpleegd. In de dagrapportage
staat niets over het openen van post van klager.

3. De beoordeling
Uit artikel 36, tweede lid, van de Pbw volgt dat enveloppen of andere poststukken, afkomstig van of bestemd voor de in artikel 37, eerste of tweede lid, van de Pbw genoemde personen of instanties slechts in het bijzijn van de betreffende gedetineerde
mogen worden geopend en onderzocht op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen. Dit laatste om te waarborgen dat deze controle zich niet uitstrekt tot de geschreven inhoud van de poststukken.
De beroepscommissie heeft ter zitting de betreffende envelop gezien en is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de brief die klager aan zijn advocaat had gericht, na retourzending door Post NL, is geopend door medewerkers van de
inrichting. Dit is ter zitting ook niet door de directeur betwist. Hoewel het een bijzondere situatie betrof, was voldoende duidelijk dat het een brief van klager aan zijn advocaat betrof. Op de envelop staat in hoofdletters ‘vertrouwelijk’ en de naam
van het kantoor van klagers advocaat geschreven. De beroepscommissie zal het beroep van klager derhalve gegrond verklaren. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en stelt deze vast op € 5,=.
Ten overvloede geeft de beroepscommissie aan dat als de inrichting het poststuk had willen controleren op contrabande, dit in de aanwezigheid van klager had gekund.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. MJ. Stolwerk, voorzitter, dr. A. van Kalmthout en J. Plaisier, MSc, leden, in tegenwoordigheid van
mr. M. van Eijk, secretaris, op 24 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven