Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3055/GB, 22 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:22-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3055/GB

Betreft: [klager] datum: 22 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.P.C.C Langenberg, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 september 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klager niet ontvankelijk verklaard in diens bezwaar, gericht tegen de oproep om zich op 5 oktober 2015 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.

2. De feiten
Op 22 april 2015 is klager opgeroepen zich op 5 oktober 2015 te melden in de p.i. Dordrecht voor het ondergaan van een gevangenisstraf. Op 7 september 2015 is namens klager een schriftuur ingediend, welk schriftuur door de selectiefunctionaris is
opgevat als bezwaarschrift tegen de beslissing van 22 april 2015, waarop klager door de selectiefunctionaris niet-ontvankelijk is verklaard in verband met een termijnoverschrijding. De selectiefunctionaris heeft daarbij aangegeven dat, indien de
schriftuur een nieuw verzoek om uitstel zou inhouden, dat verzoek ongegrond wordt geacht en mitsdien zou worden afgewezen.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft nog een gevangenisstraf openstaan en heeft verzocht de executie daarvan op te schorten. Dat verzoek is afgewezen. Klager heeft bij brief van 13 april 2015 aan de
selectiefunctionaris verzocht de executie van een straf met parketnummer
23-000987-12 op te schorten. Redenen daarvoor waren klagers privé-situatie en de omstandigheid dat klager nog in de executiefase zit van een andere gevangenisstraf, zulks naar aanleiding van de strafzaak met parketnummer 23-004487-11, waarvan hij op 23
januari 2015 voorwaardelijk in vrijheid is gesteld. Daaraan is een proeftijd van een jaar verbonden, die eindigt op 29 januari 2016. Er is, nu zich geen voorvallen hebben voorgedaan tijdens de proeftijd en deze goed lijkt te verlopen, thans geen reden
om de gevangenisstraf verbonden aan de zaak met parketnummer 23-000987-12 per direct te executeren. Klager heeft er, mede gelet op zijn gezinssituatie, belang bij dat de tenuitvoerlegging van die straf pas na ommekomst van die proeftijd zal aanvangen.
Op klagers gezinssituatie is al eerder uitgebreid ingegaan bij gelegenheid van het indienen van het bezwaarschrift van 13 april 2015. In feite is er nog geen verbetering opgetreden. Klager heeft geen inkomsten en het gezin moet leven van de inkomsten
uit de winkel van zijn partner. Klager verzorgt het huishouden. Zijn aanwezigheid is van belang in verband met de problematiek van zijn dochter. Klager is daarnaast bezig met het opzetten van een eigen bedrijf. Indien hij tot 1 februari 2016 de tijd
zou
krijgen om daarmee door te gaan, heeft hij de kans een goede basis te leggen voor dat bedrijf. De brief van 7 september 2015 aan de selectiefunctionaris dient daarom in principe niet te worden gezien als bezwaarschrift tegen de beslissing van 22 april
2015 maar als een laatste verzoek om uitstel van de executie. Mocht klager zich wel moeten melden voor executie op 5 oktober 2015, dan wordt verzocht te bepalen dat dit in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting zal zijn

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is op 22 april 2015 geïnformeerd dat hij zich op 5 oktober 2015 dient te melden voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 1399 dagen. Tegen dit
besluit
is door klager bezwaar aangetekend. Bij besluit van 9 september 2015 is dat bezwaar afgewezen. In beroep verzoekt de raadsman van klager de tenuitvoerlegging van de betreffende vrijheidsstraf (opnieuw) op te schorten. Als gronden voor een dergelijke
opschorting worden aangevoerd dat klager bezig is met het opzetten van een eigen bedrijf en gezinsomstandigheden. Uitstel kan om verschillende redenen worden toegekend. Voorop staat echter de noodzaak tot tenuitvoerlegging, waarop slechts in
uitzonderlijke gevallen uitstel wordt verleend. Aan klager is al een keer eerder uitstel verleend tot 5 oktober 2015. Op 7 september 2015 is een nieuw verzoek om uitstel ingediend. Klager is ten aanzien van dat verzoek primair niet-ontvankelijk
verklaard en daarbij is aangegeven dat, indien hij wel ontvankelijk zou worden geacht, dat bezwaar ongegrond zou zijn. Hoewel er begrip is voor klagers wens, dient de noodzaak van de tenuitvoerlegging van de aan klager opgelegde straf voorop te staan.
Hij heeft ruimschoots de gelegenheid gehad om een oplossing voor zijn privé- en zakelijke problemen te treffen. Daarbij wordt opgemerkt dat het verzoek niet nader is onderbouwd.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Dordrecht is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De selectiefunctionaris heeft het verzoek van klager van 7 september 2015 aangemerkt als bezwaarschrift tegen zijn beslissing van 22 april 2015 en klager in verband met termijnoverschrijding niet-ontvankelijk in dat bezwaarschrift verklaard.
Subsidiair heeft de selectiefunctionaris aangegeven dat hij, indien het bezwaar ontvankelijk zou moeten worden geacht, het bezwaar ongegrond zou hebben verklaard.

4.4. Door en namens klager is aangevoerd dat het schrijven van 7 september 2015 geen bezwaarschrift was maar moet worden aangemerkt als verzoek om uitstel.

4.5. De selectiefunctionaris had het schrijven van 7 september 2015 moeten aanmerken als een verzoek om uitstel van de tenuitvoerlegging van de aan klager opgelegde vrijheidsstraf. Nu de selectiefunctionaris dat niet heeft gedaan, kan diens
beslissing niet in stand blijven. Het beroep is daarom gegrond.
De selectiefunctionaris had expliciet op het verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging van de aan klager opgelegde vrijheidsstraf moeten beslissen. Nu de selectiefunctionaris dit niet heeft gedaan, zal de beroepscommissie om proceseconomische
redenen zelf op dat verzoek om opschorting beslissen en haar beslissing in de plaats stellen van de beslissing van de selectiefunctionaris.

4.6. Klager is onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsstraf. Naar aanleiding van die veroordeling is klager bij brief van 7 april 215 opgeroepen om zich op 7 mei 2015 te melden bij de p.i. Vught. Op 13 april 2015 is namens klager een
bezwaarschrift ingediend tegen die beslissing van 7 april 2015. De selectiefunctionaris heeft dat bezwaarschrift aangemerkt als een verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging en aan klager op 22 april 2015 bericht dat hij een nieuwe oproep zal
ontvangen om zich op 5 oktober 2015 te melden.
Klager wist derhalve, althans had omstreeks 22 april 2015 kunnen weten, dat hij zich op 5 oktober 2015 diende te melden voor de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde vrijheidsstraf. Hij heeft mitsdien enige tijd gehad om zich voor te bereiden op de
komende detentiesituatie en heeft regelingen kunnen treffen om in zijn afwezigheid te voorzien. Op grond daarvan is er dan ook geen aanleiding het verzoek toe te wijzen. Met betrekking tot het door klager opzetten van een eigen bedrijf geldt enerzijds
dat onvoldoende onderbouwing is gegeven omtrent (de stand van zaken ten aanzien van) dat bedrijf terwijl het de beroepscommissie anderzijds niet aannemelijk voorkomt dat, indien de noodzaak van klagers persoonlijke aanwezigheid in dat bedrijf op dit
moment al aanwezig zou zijn, er – ten aanzien van dat bedrijf – per 1 februari 2016 een zodanig andere situatie zou bestaan dat klager dan wel in de bedrijfsvoering zou kunnen worden gemist. Ook dit argument is mitsdien geen reden voor toewijzing van
het verzoek. Nu er ook overigens geen redenen aannemelijk zijn geworden die tot een toewijzing van het verzoek zouden kunnen leiden, zal het verzoek worden afgewezen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris.
Zij stelt haar beslissing in de plaats van de vernietigde beslissing van de selectiefunctionaris en wijst het verzoek om uitstel van de tenuitvoerlegging af.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven