Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2180/GB, 7 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/2180/GB

Betreft: [klager] datum: 7 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.F.M. van Osta, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 juli 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager was sedert 4 februari 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Tafelbergweg te Amsterdam. Op 2 juni 2015 is hij geselecteerd voor de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan
den Rijn, een normaal beveiligde inrichting. Op 15 augustus 2015 is klagers detentie geëindigd.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is op 29 mei 2015 te laat teruggekeerd van een behandeling bij De Waag in Utrecht. Aan hem is een disciplinaire straf opgelegd bestaande uit het opschorten van
zijn detentiefasering, alsmede selectie voor een inrichting met een normaal beveiligingsniveau. Tegen de oplegging van de disciplinaire straf heeft klager beklag ingediend. De reden van de terugplaatsing zou zijn gelegen in het feit dat klager
herhaaldelijk te laat is teruggekeerd in de inrichting na afloop van een verlof, zonder dat hij daarvoor een plausibele verklaring kon geven. Klager erkent dat hij herhaald te laat is teruggekeerd van zijn verlof, maar daarvoor had hij altijd een goede
reden. Bovendien heeft klager steeds contact opgenomen met de inrichting op de momenten dat hij niet op tijd terug kon keren. Klager is vier keer te laat teruggekeerd van verlof. Op 26 januari 2015 en op 20 april 2015 is klager bij de reumatoloog
geweest. Uit een aantekening van de justitieel verpleegkundige in het rapport van klagers casemanager volgt dat klager reeds op 8 april 2015 heeft aangegeven dat het mogelijk is dat er een uitloop in de verlofuren ontstaat vanwege zijn behandeling in
het ziekenhuis. Ook het hoofd zorg was hiervan op de hoogte. Klager heeft dan ook wel degelijk een plausibele verklaring voor het te laat komen op 26 januari 2015 en op 20 april 2015. De inrichting was hiervan op de hoogte. Op 29 mei 2015 is klager te
laat teruggekeerd in de inrichting, omdat zijn behandeling bij De Waag was uitgelopen en hij problemen met zijn ov-chipkaart had. Doordat zijn ov-chipkaart niet werkte, kon hij niet door de poortjes van het metrostation. Klager heeft een
politieambtenaar aangesproken die hem een nieuwe ov-chipkaart gaf zodat hij zijn reis kon vervolgen. De politieambtenaar stelde nog voor om zijn dienstnummer en telefoonnummer te noteren zodat de inrichting de reden van vertraging van klager zou kunnen
verifiëren. Aangezien klager in de tussentijd contact had opgenomen met de inrichting en klager had gesproken met de portier aan wie hij had doorgegeven problemen met de chipkaart te hebben, leek hem dat niet nodig. Ook klagers broer heeft contact
opgenomen met de inrichting om door te geven dat klager vertraagd was. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is tijdens zijn verblijf in de b.b.i. van de locatie Tafelbergweg te Amsterdam bij herhaling te laat teruggekeerd van aan hem verleende
vrijheden, zonder dat hij hier een plausibele verklaring voor had. Van de gestelde problemen met klagers ov-chipkaart, is geen bewijs overgelegd. Toen een politieambtenaar aanbood om een en ander te noteren maakte klager daar geen gebruik van. Klager
is, nadat hij op 29 mei 2015 te laat terugkeerde van zijn behandeling bij De Waag, door de directeur gehoord. Hij heeft toen geen reden genoemd voor zijn te late terugkeer. Uit het door klagers raadsvrouw overgelegde e-mailbericht blijkt dat op 8 april
2015 door de justitieel verpleegkundige is gerapporteerd dat klager naar het ziekenhuis moest voor een behandeling. Na die behandeling zou sprake kunnen zijn van bijwerkingen van medicatie en als gevolg daarvan zou een uitloop van de verlofuren kunnen
ontstaan. De selectiefunctionaris is van mening dat indien deze bijwerkingen ten grondslag lagen aan het feit dat klager te laat is teruggekeerd in de inrichting, hij dit had kunnen aangeven in de inrichting.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Alphen aan den Rijn is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Hoewel klagers detentie is geëindigd, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen nu namens klager is verzocht om een financiële tegemoetkoming.

4.3. De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat klager op 26 januari 2015, 17 april 2015, 20 april 2015 en op 29 mei 2015 te laat is teruggekeerd van een verlof. De justitieel verpleegkundige heeft op 8 april 2015 (namens klager) in
de p.i. geadviseerd over een mogelijke uitloop van de verlofuren bij ziekenhuisbezoek. In verband met bijwerkingen van toe te dienen medicatie was volgens de justitieel verpleegkundige een ruimere verloftijd nodig dan enkel voor het onderzoek
noodzakelijk was. De beroepscommissie stelt vast dat bovengenoemd bericht van 8 april 2015 geen verklaring kan vormen voor het te laat terugkeren van verlof op 26 januari 2015. Voor zover klager heeft aangevoerd dat hij op 29 mei 2015 te laat is
teruggekeerd, omdat zijn behandeling bij De Waag is uitgelopen en hij problemen met zijn ov-chipkaart had, stelt de beroepscommissie vast dat klager dit niet feitelijk heeft onderbouwd. Voorts heeft klager geen verklaring gegeven voor zijn te late
terugkeer in de inrichting op 17 april 2015. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris tot plaatsing van klager in de gevangenis van de p.i. Alphen aan den Rijn vanwege het herhaaldelijk te
laat terugkeren in de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M.L. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 7 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven