nummer: 15/1165/GA
betreft: [klager] datum: 4 september 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Blaauw, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 2 april 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 5 augustus 2015, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Blaauw, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde inrichting en [...], juridisch medewerker bij
voormelde inrichting, gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens de verdenking van betrokkenheid bij een poging tot invoer van een sim-kaart via een bezoekster.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is van mening dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de vondst van de sim-kaart in de broekzak
van zijn vriendin. Klager weet niet hoe het kan dat zijn vriendin de sim-kaart in haar broekzak is vergeten. Zijn vriendin heeft een prepaid telefoon en zij wisselt weleens van sim-kaart. Het kan zijn dat de sim-kaart uit haar portemonnee is gevallen.
Een sim-kaart is erg klein en kan gemakkelijk over het hoofd worden gezien. Klagers vriendin komt regelmatig op bezoek. Zij was niet eerder gefouilleerd voor een bezoek zonder toezicht (BZT). In vergelijkbare gevallen heeft de directeur
telefoongesprekken teruggeluisterd. Als de directeur dit in klagers geval had gedaan, had hij gehoord dat klager geen opdracht aan zijn vriendin heeft gegeven voor het meebrengen van de sim-kaart. Dat eerder bij klager weleens een mobiele telefoon op
cel is aangetroffen, is onvoldoende voor de conclusie dat klager verantwoordelijk kan worden gehouden voor de vondst van de sim-kaart in de broekzak van zijn vriendin.
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In de broekzak van klagers bezoekster is een sim-kaart aangetroffen. Klager is regelmatig betrokken geweest
bij
bezit of invoer van contrabande. Op 23 januari 2015 is klager disciplinair gestraft omdat op zijn cel een telefoon is aangetroffen. Op 1 oktober 2014 is bij klagers cel een signaal van een mobiele telefoon ontvangen, waarna klager zijn celdeur heeft
geblokkeerd en een celraam heeft geblindeerd. Ook hier is klager disciplinair voor gestraft. Voorafgaand aan een BZT kan een bezoeker worden gefouilleerd, maar dit gebeurt niet altijd. De directeur acht aannemelijk dat klager verantwoordelijk is voor
de
aangetroffen sim-kaart, maar heeft geen hard bewijs. De directeur heeft in het geval van klager geen telefoongesprekken afgeluisterd.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Pbw kan een gedetineerde geen disciplinaire straf worden opgelegd, indien hij niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor het begaan van een feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Nergens
blijkt uit dat klager kennis had van een (eventueel) voornemen van zijn bezoekster om een sim-kaart in de inrichting in te voeren. Nu niet is gebleken dat klager heeft deelgenomen aan de (poging tot) invoer van de sim-kaart door zijn bezoekster, is de
beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om aan klager een disciplinaire straf op te leggen wegens betrokkenheid bij een poging tot invoer van een sim-kaart als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Het beroep zal
derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 70,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, R. van Benthem RA en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 4 september 2015
secretaris voorzitter