Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0783/GA, 3 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/783/GA

betreft: [klager] datum: 3 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 april 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den Ijssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman mr. M. de Reus en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 5 augustus 2015, gehouden in de p.i. Lelystad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het voorhanden hebben van contrabande (een mobiele telefoon) en het niet opvolgen van een opdracht van het personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager acht de duur van de opgelegde disciplinaire straf onredelijk en onbillijk. Uit het schriftelijk verslag
volgt dat hij de contrabande slechts een zeer kort moment voorhanden heeft gehad. Hij heeft kennelijk een sok opgevangen en weggegooid. In het tussenliggende moment heeft klager kennelijk niet voldaan aan een verzoek zijn broekzak te legen. Namens
klager wordt verwezen naar een aantal uitspraken van de beroepscommissie waaruit volgt dat lichtere straffen worden opgelegd. Met name wordt verwezen naar RSJ 10 november 2014, 14/4102/SGA. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Uit het schriftelijk verslag volgt dat door een personeelslid is gezien dat klager iets opving dat naar beneden werd gegooid van afdeling D. Het desbetreffende personeelslid is naar klager toegelopen en heeft hem gesommeerd hetgeen hij in zijn broekzak
had, af te geven. Klager haalde een sok uit zijn broekzak en gooide de sok naar afdeling D. In de sok bleek een telefoon met oplader te zitten.

Nu door klager de gang van zaken als beschreven in het schriftelijk verslag niet wordt betwist, acht de beroepscommissie de opgelegde disciplinaire straf niet disproportioneel dan wel anderszins onredelijk of onbillijk. Hierbij is in aanmerking genomen
dat de disciplinaire straf is gebaseerd op het feit dat klager contrabande in zijn bezit had en hij een opdracht van het personeel heeft geweigerd. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, R. van Benthem RA en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven