Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1369/GB, 25 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:25-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/1369/GB

Betreft: [klager] datum: 25 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 april 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot overplaatsing van klager naar de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

2. De feiten
Klager is sedert 7 december 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen. Op 1 mei 2015 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zuyder Bos, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Primair voert klager aan dat hij helemaal niet overgeplaatst wenst te worden. Hij zou het liefst in de locatie Norgerhaven willen blijven. Nu klager overgeplaatst moet worden, heeft de locatie
Zuyder Bos zijn voorkeur, maar hij heeft ook aangegeven niet naar een reguliere afdeling van de locatie Zuyder Bos te willen worden overgeplaatst en hij wil samen met de gedetineerden van afdeling K worden overgeplaatst. Klager is van mening dat hij
als
langgestrafte op basis van de inhoud van het vonnis in kort geding dat is gevoerd tegen de Staat met betrekking tot overplaatsing van gedetineerden die verbleven op de afdeling K voor levenslang- en langgestraften van de locatie Norgerhaven aanspraak
kan maken op selectie voor een soortgelijke afdeling als afdeling K. De Staat heeft hieraan geen uitvoering gegeven en daarom heeft klager met vijf andere gedetineerden spoedappel ingediend. In de selectiebeslissing komt niet tot uitdrukking dat klager
samen met B., B. C. M. en P. zal worden geplaatst, terwijl hij dat wel uitdrukkelijk wenst. Ten aanzien van de levenslanggestraften die op afdeling K verbleven is een selectiebeslissing genomen met een andere redactie. Klager heeft niet zozeer bezwaar
tegen de inrichting waar hij naar is overgeplaatst, maar tegen het feit dat hij niet is geselecteerd voor een soortgelijke afdeling als afdeling K. Klager verzoekt de beroepscommissie te bepalen dat klager voor een dergelijke afdeling wordt
geselecteerd
en dat hij samen met gedetineerden B., B., C., M. en P. op die afdeling wordt geplaatst. Klager wil zijn beroep tijdens een zitting toelichten en heeft hier door middel van een separaat schrijven nogmaals expliciet om verzocht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Alvorens in te gaan op de beroepsgronden wordt opgemerkt dat de selectiefunctionaris op grond van artikel 15 van de Pbw met de selectiebeslissing voor de inrichting is
belast. Ingevolge artikel 16 van de Pbw bepaalt de directeur van de inrichting de wijze van onderbrenging van de gedetineerde. Het is derhalve niet aan de selectiefunctionaris om te bepalen op welke afdeling een gedetineerde wordt geplaatst. Vervolgens
wordt ingegaan op de beroepsgronden. Klager moet worden overgeplaatst en heeft in verband daarmee zijn voorkeur voor de locatie Zuyder Bos kenbaar gemaakt. Voor groepsgewijze overplaatsing biedt de Pbw geen aanknopingspunten. Op dit punt is ook nooit
een toezegging gedaan. Voorts kan klager op grond van het vonnis in kort geding geen aanspraak maken op plaatsing op een soortgelijke afdeling als afdeling K. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er een adequaat alternatief geboden moet worden.
De landsadvocaat heeft tijdens de zitting uitvoerig bepleit dat dit alternatief voor levenslanggestraften en langgestraften verschillend is. Deze lijn heeft de voorzieningenrechter gevolgd door in zijn overweging nadrukkelijk te verwijzen naar de
erkenning van de landsadvocaat dat er sprake moet zijn van een adequaat alternatief. De overweging dat eisers die daarvoor in aanmerking komen dienen te worden geplaatst op een afdeling voor (levens)langgestraften heeft gelet op het pleidooi van de
landsadvocaat alleen betrekking op de levenslanggestraften. Voor klager – een langgestrafte – is aan de eis van een adequaat alternatief voldaan door hem te plaatsen op een reguliere gevangenisafdeling van de locatie Zuyder Bos, nu klager gelet op het
vonnis in kort geding geen aanspraak kan maken op vergelijkbare voorzieningen zoals hem zijn geboden op afdeling K. Nu de locatie Norgerhaven bestemd is voor de opvang van Noorse gedetineerden, kon klager niet langer in de locatie Norgerhaven
verblijven
en moest hij wel worden overgeplaatst naar een andere inrichting. Klager meent dat aan hem dezelfde selectiebeslissing als die van de vier levenslanggestraften moet worden uitgereikt. Hiervoor bestaat geen enkele grond, nu hij niet levenslang is
gestraft en het gelijkheidsbeginsel niet opgaat.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft uitdrukkelijk aangegeven in de gelegenheid te willen worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. De
beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen.

4.2. De beroepscommissie stelt vast dat als gevolg van de inwerkingtreding van de “Wet van 30 juni 2015 tot goedkeuring en uitvoering van het op 2 maart 2015 te Veenhuizen tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het
Koninkrijk Noorwegen inzake het gebruik van een penitentiaire inrichting in Nederland voor de tenuitvoerlegging van bij Noorse vonnissen opgelegde vrijheidsstraffen”(Staatsblad, 285) de locatie Norgerhaven niet langer bestemd is voor de onderbrenging
van Nederlandse gedetineerden. Klager, die in de gevangenis van de locatie Norgerhaven verbleef, diende dan ook overgeplaatst te worden naar een andere inrichting.

4.3. De gevangenis van de locatie Zuyder Bos is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte
gemeenschap worden geplaatst.

4.4. Klager verbleef in de locatie Norgerhaven op de afdeling K, een afdeling voor (levens)langgestraften. De Staatssecretaris heeft de p.i. Veenhuizen als locatie aangewezen voor het huisvesten van een afdeling voor (levens)langgestraften
(Kamerstukken II 2011-2012, 24 587, nr. 464, p. 5). In voornoemd kamerstuk staat weergegeven: “De gedetineerden die in aanmerking kunnen komen voor plaatsing op de afdelingen zijn mannelijke, groepsgeschikte, onherroepelijk afgestrafte gedetineerden
met
een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf met bij voorkeur een netto strafrestant van minimaal tien jaar.”

4.5. De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Den Haag van 6 maart 2015 met kenmerk C/09/481220 / KG ZA 15-65 en het arrest van het gerechtshof te Den Haag van 14 juli 2015
met kenmerk 200.167.837/01. Voornoemd kort geding is gevoerd in verband met de overplaatsing van de gedetineerden die op de afdeling K van de locatie Norgerhaven verbleven vanwege de toekomstige huisvesting van Noorse gedetineerden in de locatie
Norgerhaven. Het vonnis in kort geding is door het hof in hoger beroep bekrachtigd. Gelet op voornoemde uitspraken en de gronden in beroep overweegt de beroepscommissie als volgt.

4.6. De beroepscommissie is met de selectiefunctionaris van oordeel dat de Pbw geen aanknopingspunten biedt om de gedetineerden die op afdeling K verbleven gezamenlijk als groep over te plaatsen naar een andere inrichting. Op grond van de Pbw dient
er voor iedere gedetineerde afzonderlijk een afweging te worden gemaakt en een individuele selectiebeslissing te worden genomen. De bestreden beslissing kan derhalve in zoverre niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

In voornoemd vonnis in kort geding heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de Staat “aan eisers een adequaat alternatief moet bieden. Dit alternatief dient erop gericht te zijn dat de gedetineerden die daarvoor in aanmerking komen, opnieuw worden
geplaatst op een afdeling bestemd voor (levens)langgestraften met een aangepast regime.” Ten aanzien van de levenslanggestraften die eiser waren in het kort geding, heeft de selectiefunctionaris bij de beslissing tot overplaatsing overwogen: dat zij
samen met personeel in de locatie Zuyder Bos een soortgelijke afdeling kunnen opbouwen als afdeling K en dat de inrichting daartoe de mogelijkheden biedt. Onder meer om deze redenen heeft de selectiefunctionaris beslist tot hun overplaatsing naar de
gevangenis van de locatie Zuyder Bos.

Klager is van oordeel dat de hem betreffende selectiebeslissing overeenkomstig dient te luiden. De beroepscommissie is dit niet met hem eens. Zij overweegt dat de selectiefunctionaris ingevolge artikel 15, eerste en derde lid, van de Pbw belast is met
de plaatsing in een inrichting of afdeling dan wel overplaatsing van gedetineerden in een inrichting of een afdeling overeenkomstig de bestemming daarvan ingevolge hoofdstuk III van de Pbw. Uit de bestemmingsaanwijzing van de penitentiaire inrichtingen
(p.i.) Heerhugowaard blijkt dat er in de locatie Zuyder Bos geen aparte afdeling is aangewezen voor (levens)langgestraften. In dit kader heeft de selectiefunctionaris beslist tot overplaatsing van klager naar de gevangenis van de locatie Zuyder Bos.
Bij
de hiervoor vermelde opmerking over de opbouw van een nieuwe afdeling heeft de selectiefunctionaris met name het oog gehad op de groep levenslanggestraften. Het gaat hierbij om een extra overweging ten aanzien van deze groep gedetineerden. Dat deze
aanvulling niet is opgenomen in het besluit ten aanzien van de langgestraften tast de rechtmatigheid hiervan geenszins aan.

4.7. Het is vervolgens aan de directeur om de wijze van onderbrenging te bepalen van de gedetineerden die overeenkomstig artikel 15 van de Pbw zijn geplaatst in de inrichting of de afdeling met het beheer waarvan hij is belast ingevolge artikel 16,
eerste lid, van de Pbw. Derhalve komt aan de directeur van de locatie Zuyder Bos de bevoegdheid toe klager in een bepaalde afdeling van de locatie Zuyder Bos onder te brengen. De selectiebeslissing kan derhalve gelet op het onderscheid in bevoegdheden
van de directeur en de selectiefunctionaris niet zien op de feitelijke realisatie van een afdeling die een adequaat alternatief vormt in de zin van het vorenstaande. De beroepscommissie heeft begrepen dat klager is ondergebracht op de afdeling E0
gezamenlijk met vijf andere gedetineerden met wie hij op de afdeling K van de locatie Norgerhaven verbleef.

4.8. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan
worden aangemerkt. Hetgeen klager voor het overige heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 25 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven