Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2388/GV, 25 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:25-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2388/GV

betreft: [klager] datum: 25 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M. Feenstra, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 juli 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het sanctiekader van het drugsontmoedigingsbeleid geeft aan dat wanneer er binnen drie maanden twee keer of vaker sprake is van softdruggebruik, het eerstvolgende verlof wordt ingetrokken. In de drie
maanden voorafgaand aan de beslissing van de selectiefunctionaris, dus in de periode van 17 april 2015 tot en met 17 juli 2015, is slechts één keer sprake geweest van een positieve score op THC, namelijk op 4 mei 2015. Bovendien staat in het beleid dat
het eerstvolgende verlof wordt ingetrokken en niet dat de eerstvolgende aanvraag wordt afgewezen. Klagers gedrag wordt gesanctioneerd door zijn verlofaanvraag af te wijzen, terwijl hij ook al is teruggeplaatst naar het basisprogramma.
Het strafbare feit waarvoor klager is veroordeeld is gepleegd in een heel specifieke setting. Het recidiverisico is juist klein. De politie en het openbaar ministerie hebben geen bezwaar tegen verlofverlening. Het recidiverisico dat wordt benoemd in
het reclasseringsrapport ziet niet op een kort verlofmoment, maar op de toekomst in het algemeen. Klager is gedetineerd sinds 2003 en zijn einddatum van 4 mei 2016 nadert. Hij dient te worden voorbereid op de terugkeer in de samenleving.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het openbaar ministerie had positief geadviseerd zonder verder dossieronderzoek. Na bestudering van de informatie is thans negatief geadviseerd. Het drugsontmoedigingsbeleid
geldt als richtlijn. Gelet op het frequente druggebruik is er ook een risico op het gebruik van drugs tijdens het verlof, hetgeen een weigeringsgrond vormt. Daarnaast werkt klager op geen enkele wijze mee aan het verkrijgen van inzicht in het
recidiverisico en aan resocialisatieprogramma’s binnen de inrichting.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag wegens het niet meewerken van klager aan zijn re-integratie.
Het openbaar ministerie is na bestudering van de stukken teruggekomen op het eerder uitgebrachte positieve advies en heeft negatief geadviseerd wegens de aard van het delict, het hoge recidiverisico en het risico op confrontatie met nabestaanden van
het
slachtoffer.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twintig jaar met aftrek, wegens moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 4 mei 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het advies vrijheden blijkt dat klager in totaal vier keer positief is bevonden op het gebruik van softdrugs, waarvan tenminste twee maal binnen een periode van drie maanden. Het gebruik van verdovende middelen tijdens detentie is in het kader van
het landelijk geldende drugsontmoedigingsbeleid aanleiding om minder dan wel geen vrijheden te verlenen. De selectiefunctionaris kon in dit geval, ook indien wordt meegewogen dat de uitslagen van de laatste twee urinecontroles negatief waren, in
redelijkheid beslissen dat het gevaar bestaat dat het verlof zal leiden tot druggebruik, hetgeen een contra-indicatie is voor verlofverlening.
Voorts blijkt uit het advies vrijheden dat klagers recidiverisico wordt ingeschat als hoog en dat klager zich niet inzet voor zijn re-integratie.
Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, in dit stadium van
zijn detentie niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 25 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven