Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1908/GV, 28 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1908/GV

betreft: [klager] datum: 28 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 12 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 september 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep -zakelijk weergegeven- als volgt toegelicht.
Klager is ten onrechte veroordeeld. Het openbaar ministerie baseert zich bij het negatieve advies op onjuiste gegevens. De enige keer dat klager niet tijdig van een verlof was teruggekeerd hield verband met de ziekte van zijn vader.

Namens de Minister is de bestreden beslissing -onder verwijzing naar de beslissing van 17 juni 2002- als volgt toegelicht.
Het openbaar ministerie adviseert negatief omdat klager eerder niet is teruggekeerd van een regimair verlof. Daarnaast wordt het niet wenselijk geacht dat slachtoffers geconfronteerd worden met klager. Voorts wordt het verlenen vanverlof gelet op klagers snelle recidive van een ernstig geweldsdelict onverantwoord geacht.
Daaraan is in de bestreden beslissing toegevoegd dat recidive plaatsvond in de vorm van steeds ernstiger delictplegingen.

Op klagers verlofaanvraag zijn naast het hiervoor weergegeven advies van het openbaar ministerie, de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Lelystad op basis van klagers gedrag in de inrichting en positief advies uitgebracht. De regiopolitie Amsterdam/Amstelland heeft eveneens een positief advies uitgebracht.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 maart 2003. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van zes en in totaal 32 dagen opgrond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het Uittreksel Justitieel Documentatieregister komt naar voren dat klager zich sedert 1984 schuldig heeft gemaakt aan diverse (gewelds)delicten en dat hij na vrijlating snel recidiveert.
Voorts is hij tijdens een eerdere detentie in 1997 niet teruggekeerd van een hem verleend verlof.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve isde beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a, b en d van de Regeling tijdelijk verlaten vande inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 28 oktober 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven