Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2656/SGA, 13 augustus 2015, schorsing
Uitspraakdatum:13-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/2656/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 13 augustus 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Zoetermeer.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur van voormelde locatie, inhoudende:
a. de oplegging van een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, ingaande op 4 augustus 2015 om 16:00 uur en eindigend op 7 augustus 2015 om 16:00 uur, wegens het
aantreffen van contrabande (drugs) in de verblijfsruimte.
b. de ontzegging van het Bezoek zonder Toezicht (BZT) voor de duur van twee maanden, wegens het vermoeden dat verzoeker die drugs tijdens een BZT in het bezit heeft gekregen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 6 augustus 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 12 augustus 2015.

1. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het verzoek:
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de opgelegde disciplinaire straf afliep op 7 augustus 2015 om 16:00 uur. Nu de beslissing tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf niet meer ten uitvoer wordt gelegd, zal het verzoek
niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een toewijzing van het verzoek. Dit onderdeel van het verzoek zal worden afgewezen.

Ten aanzien van onderdeel b van het verzoek:
De directeur dient bij de beslissing of het BZT van een gedetineerde wordt toegestaan steeds een individuele belangenafweging te maken, waarbij het gedrag van de betreffende gedetineerde kan worden betrokken. De voorzitter begrijpt dat de directeur
verzoeker BZT voor de duur van twee maanden heeft ontzegd, wegens het vermoeden dat verzoeker de in zijn verblijfsruimte aangetroffen drugs tijdens een BZT-moment in het bezit heeft gekregen. Nu – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – enkel
sprake is van een (niet op feiten gebaseerd) vermoeden zal dit onderdeel van het verzoek worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af voor zover dat betrekking heeft op onderdeel a.
De voorzitter wijst het verzoek toe voor zover dat betrekking heeft op onderdeel b en schorst de tenuitvoerlegging van die beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben
beslist.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 13 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven