Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2576/SGA, 6 augustus 2015, schorsing
Uitspraakdatum:06-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/2576/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 6 augustus 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. S. Ben Tarraf, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 4 augustus 2015, inhoudende de oplegging van een disciplinaire
straf
van drie dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 4 augustus 2015 om 15:30 uur en eindigend op 7 augustus 2015 om 15:30 uur, wegens een poging tot invoer van contrabande (drie bolletjes met softdugs).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 4 augustus 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 5 augustus 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Op grond van het bepaalde in artikel 50, tweede lid, van de Pbw, beslist de directeur zo spoedig mogelijk nadat hem verslag is gedaan. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie dient dit in beginsel binnen 24 uur na het aanzeggen van dat
verslag
te geschieden, tenzij er sprake is geweest van zodanig bijzondere omstandigheden dat deze een langere tijdsduur kunnen rechtvaardigen. Namens de directeur is de voorzitter telefonisch medegedeeld dat – hoewel in het aan de bestreden beslissing ten
grondslag liggende verslag van 3 augustus 2015 is vermeld dat dit verslag niet aan verzoeker is aangezegd – dit verslag door de directeur op 3 augustus 2015 om 13:00 uur is aangezegd en dat dit verslag vervolgens op 4 augustus om 12:30 uur is
afgehandeld. Gelet hierop is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldaan aan het voorschrift van artikel 50, tweede lid, van de Pbw.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder twee verslagen van 3 augustus 2015, komt het volgende naar voren. Vóór de aanvang van het bezoekuur op 3 augustus 2015 is verzoekers broer preventief gefouilleerd, waarbij drie bolletjes met cannabis zijn
aangetroffen. Uit het uitluisteren van telefoongesprekken tussen verzoeker en een vriendin van hem is gebleken dat verzoeker via die vriendin heeft geregeld dat zijn broer op 3 augustus 2015 drugs zou meenemen. Gelet hierop is – naar het voorlopig
oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk dat verzoeker opzettelijk betrokken is geweest bij een poging tot invoer van contrabande zodat de directeur in redelijkheid onderhavige beslissing kon nemen. Het verzoek zal worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 6 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven