Nummer : 15/2476/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 31 juli 2015
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschriften, ingediend door mr. S. Ben Tarraf, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur van voormelde inrichting van 28 juli 2015 respectievelijk 31 juli 2015, inhoudende:
a. de oplegging van een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan activiteiten, met uitzondering van luchten, voor de duur van drie dagen, ingaande op 28 juli 2015 om 17:00 uur en eindigend op 31 juli 2015 om 17:00 uur, wegens het niet
opvolgen van een opdracht van het personeel;
b. de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, ingaande op 31 juli 2015 om 17:00 uur en eindigend op 7 augustus 2015 om 17:00 uur, wegens een
positieve uitslag bij een urinecontrole op het gebruik van softdrugs en dit het derde drugsgerelateerde feit in drie maanden betreft.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de klaagschriften van 28 juli 2015 en 29 juli 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 29 juli 2015 en 30 juli 2015.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Ten aanzien van onderdeel a:
Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen een verslag van 28 juli 2015, wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker – nadat hij twee keer was gewaarschuwd dat dit niet was toegestaan – aan het kaarten was met medegedetineerden tijdens de
arbeid. Gelet hierop kon de directeur in redelijk onderhavige beslissing nemen. Dit onderdeel van het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van onderdeel b:
Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen een verslag van 29 juli 2015, komt het volgende naar voren. Bij klager is bij een urinecontrole op 16 juli 2015 een THC-waarde gemeten van 62. Deze uitslag is aangemerkt als afbouw van de
THC-waarde, omdat verzoeker reeds op 30 juni 2015 positief had gescoord op het gebruik van softdrugs.
Om zicht te krijgen op eventueel bijgebruik is op 23 juli 2015 wederom een urinecontrole bij verzoeker afgenomen, waarbij een THC-waarde van 831 is gemeten. Gelet op de toename van de THC-waarde is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter –
voldoende aannemelijk dat sprake is van bijgebruik. De directeur kon dan ook in redelijkheid onderhavige beslissing nemen. Ook dit onderdeel van het verzoek zal worden afgewezen.
Ten overvloede overweegt de voorzitter dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van (bij)gebruik niet uitsluitend mag worden uitgegaan van de gevonden THC-waarde. De directeur dient bij zijn oordeel dat sprake is van bijgebruik, acht te
slaan
op de cannabinoïde-kreatinineratio.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 31 juli 2015.
secretaris voorzitter