Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0826/GA, 24 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/826/GA

betreft: [klager] datum: 24 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 maart 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het aantal uren van het dagprogramma in het basisprogramma; en
b. het insluiten van klager tijdens het arbeidsblok gedurende de periode dat hij op de wachtlijst van de arbeid stond.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Naar aanleiding van een kort geding op 24 juni 2014 heeft voormalig Staatssecretaris mr. F. Teeven in de Tweede Kamer op 24 november 2014 expliciet
toegezegd dat het basisprogramma 43 uren aan activiteiten per week dient te hebben. Dit is in overeenstemming met hetgeen in de Nota van Toelichting bij de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden is bepaald. De beklagcommissie
toetst
ten onrechte aan de wettelijke minimumeisen van 18 uren per week. De beklagcommissie van p.i. Schiphol heeft in een vergelijkbare uitspraak geoordeeld dat het dagprogramma minimaal 43 uren per week moet zijn.
In de periode dat klager geen arbeid werd aangeboden verbleef hij slechts 21 uren buiten zijn cel. Dit is in strijd met bovengenoemde regelgeving en de toezeggingen van de Staatssecretaris. De directeur had klager vervangende activiteiten aan moeten
bieden.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts voert hij aan dat ook in de toelichting bij de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden verwezen wordt naar artikel 3 van de Penitentiaire maatregel.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt. Klagers beklag heeft betrekking op het dagprogramma dat hem in het basisprogramma is aangeboden. Deze klacht ziet naar het oordeel van de beroepscommissie op een
algemene voor alle in het basisprogramma verblijvende gedetineerden geldende regel. Tegen een algemene regel staat in beginsel geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Derhalve dient de beroepscommissie na te gaan
of sprake is van strijd met wet- of regelgeving van hogere orde. Uit de beklagformulieren blijkt dat klager ten tijde van het indienen van zijn klachten verbleef in de locaties Het Schouw en De Schans. Deze locaties zijn bij bestemmingsaanwijzing van 6
januari 2015 aangewezen als een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap. Ingevolge artikel 3, derde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) wordt aan gedetineerden die verblijven in een regime van beperkte gemeenschap tussen de 18 uren en
63
uren per week aan activiteiten en bezoek geboden. De beroepscommissie wijst erop dat in de Pm voor wat betreft het regime van beperkte gemeenschap enkel eisen zijn gesteld ten aanzien van de duur van het activiteitenprogramma en – anders dan voor wat
betreft het regime van algehele gemeenschap – niet ten aanzien van de duur van het dagprogramma. In een regime van beperkte gemeenschap valt het activiteitenprogramma veelal samen met het dagprogramma.
Klager klaagt erover dat het dagprogramma slechts 39 uren en 15 minuten (in paviljoen 3A en 4A) respectievelijk 37 uren (in paviljoen 2) bedraagt. De beroepscommissie is met de beklagcommissie van oordeel dat het activiteitenprogramma in het
basisprogramma daarmee ruimschoots aan de in artikel 3, derde lid, van de Pm neergelegde norm voldoet. Het aan klager aangeboden dagprogramma is niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Om die reden is klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie derhalve vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag als vermeld onder a.

Voor wat betreft de klacht als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
Voor wat betreft het beklag als vermeld onder a. vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart de beroepscommissie klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Voor wat betreft het beklag als vermeld onder b. verklaart de beroepscommissie het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van Eijk, secretaris, op 24 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven