Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0963/TA, 15/01088/TA en 15/1090/TA, 20 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/963/TA, 15/1088/TA en 15/1090/TA

betreft: [klager] datum: 20 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen op 20 maart 2015 toegezonden uitspraken van 21 januari 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Zowel klagers raadsman mr. R. Polderman als het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten vanwege vakantie verhinderd te zijn te verschijnen ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting
Vught. Beiden hebben om aanhouding van de behandeling van de beroepen verzocht, welk verzoek is afgewezen. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Klagers raadsman heeft desgevraagd de beroepen schriftelijk toegelicht. Deze toelichting is op 7 juli 2015 ontvangen en doorgezonden aan het hoofd van de inrichting.
Het hoofd van de inrichting was niet in staat een vertegenwoordiger ter zitting te laten verschijnen en heeft desgevraagd een aantal vragen van de beroepscommissie schriftelijk beantwoord. De beantwoording van de vragen is op 14 juli 2015 om 8.15 uur
ontvangen en op 21 juli 2015 doorgezonden naar klager en zijn raadsman; zij zijn daarbij in de gelegenheid gesteld om binnen een week na de vakantie van klagers raadsman daarop schriftelijk te reageren. Klagers raadsman heeft van deze gelegenheid
gebruik gemaakt. De schriftelijke reactie is op 17 augustus 2015 ontvangen en ter kennisneming doorgezonden aan het hoofd van de inrichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a) het niet kunnen plaatsvinden van contra-expertise (15/963/TA),
b) afzondering op 25 juni 2015 (15/963/TA),
c) afzondering op 30 juni 2015 (15/1088/TA),
d) afzondering op 11 juli 2015 (15/1090/TA).

De beklagrechter heeft het beklag onder a gegrond verklaard zonder toekenning van een tegemoetkoming, het beklag onder b ongegrond verklaard, en klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag onder c en d, een en ander op de gronden als in de
aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
A: Klager wenst een hogere tegemoetkoming dan de door de inrichting geboden
€ 10,=. Met de contra-expertise had klager kunnen aantonen dat de ranja geen alcohol bevatte en dat de daaropvolgende kamerplaatsing onterecht is geweest omdat klager in zijn gelijk stond.
B: Klager had wel voorafgaand aan de kamerplaatsing gehoord kunnen worden. Klager was wel geïrriteerd, maar zijn gemoedstoestand stond niet in de weg aan het horen vóór het nemen van de beslissing. Klager was gewoon aanspreekbaar. Gelet op het niet
meer
kunnen uitvoeren van contra-expertise en na afweging van alle in aanmerking komende belangen had de kamerplaatsing niet opgelegd mogen worden. Er was geen reden voor. Verder is niet voldaan aan een aantal wettelijke vereisten.
C: De kamerplaatsing heeft langer dan twee dagen geduurd. Klager zou anders geen beklag hebben ingesteld. Ook deze kamerplaatsing had na afweging van alle in aanmerking komende belangen niet opgelegd mogen worden. Er was geen reden voor. Verder is niet
voldaan aan een aantal wettelijke vereisten.
D: Klager had wel degelijk in zijn klacht moeten worden ontvangen. Klager weet dat hij vanaf twee dagen na oplegging en binnen een week in beklag kan gaan. De schriftelijke mededeling van de kamerplaatsing is ongedateerd. Klager heeft deze
schriftelijke
mededeling kort voor het indienen van het beklag ontvangen. Uit geen van de stukken blijkt een datum van uitreiking. Ook deze kamerplaatsing had na afweging van alle in aanmerking komende belangen niet opgelegd mogen worden. Er was geen reden voor.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt niet toegelicht. In antwoord op vragen van de beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting het volgende naar voren gebracht.
Kamerplaatsing is hetzelfde als afzondering. In de beslissing van 30 juni 2014 is niet opgenomen wat het standpunt van klager is omdat hij zelf om kamerplaatsing heeft gevraagd en dat is gehonoreerd door de inrichting. Klager is conform de regelgeving
gehoord. De vloeistof is na inbeslagname door medewerkers van de geïntegreerde beveiliging (MGB) getest. Mede afhankelijk van de drukke werkzaamheden van de MGB die de test uitvoert, kan er een paar dagen overheen zijn gegaan voordat de test
plaatsvond.
Klager is op 25 juni 2014 kamerplaatsing opgelegd vanwege zijn ongewenst gedrag en niet naar aanleiding van de tijdens de kamercontrole op 18 juni 2014 aangetroffen pot/beker ranja. Het behandelteam wilde met klager in gesprek gaan over het feit dat
uit
de alcoholtest was gebleken dat er alcohol in de pot/beker zat, maar klager was niet in staat om op rustige wijze in gesprek te gaan en schold de sociotherapie uit.
De kamerplaatsing van 25 juni 2014 heeft geduurd tot 28 juni 10.30 uur; de kamerplaatsing van 11 juli tot 15 juli 15.30 uur.
In het verweerschrift van de inrichting van 7 oktober 2014 wordt ook het woord disciplinaire straf genoemd, omdat de commissie van toezicht dat woord aan de klacht had toegevoegd, maar op 11 juli 2014 is alleen kamerplaatsing opgelegd.

Namens klager is bij schrijven van 17 augustus 2015 als volgt op bovenstaande antwoorden van het hoofd van de inrichting gereageerd. De afzonderingen hebben langer geduurd dan door de inrichting is gesteld. In klagers herinnering hebben de
afzonderingen
elk minimaal een week geduurd.
Ten aanzien van beklag d: op de beschikking stond geen datum vermeld.

3. De beoordeling
Zowel klagers raadsman als het hoofd van de inrichting heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep vanwege de vakantie van de raadsman onderscheidenlijk de juridisch medewerker van de inrichting. Deze verzoeken zijn afgewezen.
Klagers
raadsman heeft desgevraagd de beroepen schriftelijk toegelicht. Het hoofd van de inrichting heeft desgevraagd een aantal vragen van de beroepscommissie schriftelijke beantwoord. De beroepscommissie acht zich op grond van de stukken voldoende ingelicht
om op het beroep te kunnen beslissen en ziet daarom ook na de behandeling van het beroep ter zitting geen aanleiding de behandeling van het beroep alsnog aan te houden.

Met betrekking tot het beklag onder a overweegt de beroepscommissie dat zij zich kan verenigen met het oordeel van de beklagrechter dat er geen aanleiding is klager naast de door de inrichting gegeven compensatie van € 10,= nog een extra tegemoetkoming
toe te kennen. Weliswaar is door klager gesteld dat klager door het niet kunnen plaatsvinden van contra-expertise had kunnen aantonen dat de ranja geen alcohol bevatte, maar dat is naar het oordeel van de beroepscommissie ongewis in het licht van de
uitslag van door de MGB uitgevoerde alcoholtest. Bovendien is de afzondering van 25 juni 2014 niet vanwege de uitslag van de alcoholtest opgelegd. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot het beklag onder b wordt het volgende overwogen. Volgens klager was er geen grond hem op 25 juni 2014 af te zonderen. Echter, in de schriftelijke mededeling van de afzonderingsbeslissing staat vermeld dat klager niet in staat was op
rustige wijze met het behandelteam in gesprek te gaan over zijn ontkenning van de positieve uitslag van de alcoholtest en de ST heeft uitgescholden. Het op die grond opleggen van afzondering is, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,
niet
onredelijk of onbillijk te achten.
Vast staat dat klager niet voorafgaand aan de beslissing tot het opleggen van de afzonderingsmaatregel, maar op een later tijdstip is gehoord. Klager stelt dat hij wel geïrriteerd was maar dat hij gewoon aanspreekbaar was en daarom vóór het nemen van
de
beslissing gehoord had kunnen worden. Deze stelling komt de beroepscommissie minder aannemelijk voor in het licht van de reden voor de oplegging van de afzondering en de vermelding in de schriftelijke mededeling van de afzonderingsbeslissing dat klager
bij confrontatie met zijn gedrag geagiteerd is geraakt en nog niet in staat was op adequate wijze een gesprek te voeren. Daarom kan het horen van klager na het nemen van de beslissing niet in strijd met de wet worden geacht.
Voor zover klager, zoals hij in beklag heeft gedaan, in beroep heeft willen aanvoeren dat de schriftelijke mededeling van de afzonderingsbeslissing hem niet onverwijld is uitgereikt, overweegt de beroepscommissie dat de datum van uitreiking niet is
vast te stellen, nu deze niet op de schriftelijke mededeling staat vermeld. Klager heeft gesteld dat de uitreiking na twee dagen plaatsvond. De inrichting stelt dat de beslissing tijdig is uitgereikt. Wat daarvan ook zij, ook als de uitreiking niet
tijdig zou hebben plaatsgevonden is klager in ieder geval niet in zijn belangen geschaad nu hij tijdig beklag heeft kunnen instellen en heeft ingesteld.
De beroepscommissie is met de beklagrechter van oordeel dat de wet niet voorschrijft dat de duur van de afzonderingsmaatregel en het wetsartikel op grond waarvan de beslissing is genomen in de schriftelijke mededeling opgenomen moeten worden. Het
beroep
zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot het beklag onder c wordt het volgende overwogen. Klager stelt in beroep dat de op 30 juni 2014 opgelegde afzondering langer dan twee dagen heeft geduurd, omdat hij anders niet in beklag was gegaan. Deze enkele stelling is echter niet
voldoende in het licht van mededeling van de inrichting dat de afzondering op 2 juli 2014 om 15.00 uur is beëindigd. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot het beklag onder d wordt het volgende overwogen.
Vast staat dat de beklagrechter klager niet-ontvankelijk heeft verklaard in de op 4 augustus 2014 ontvangen klacht van 13 juli 2014 over de op 11 juli 2014 opgelegde afzondering (die volgens de inrichting tot 15 juli 2014 uur heeft geduurd) op de grond
dat niet is gebleken van verschoonbare termijnoverschrijding. Niet is echter gebleken dat de beklagrechter de termijnoverschrijding en eventuele verschoonbaarheid daarvan heeft onderzocht, bijvoorbeeld door bij klager navraag te doen wanneer en op
welke
wijze klager het klaagschrift van 13 juli 2014 heeft verzonden. In beroep stelt klager te weten dat hij in beklag kan vanaf twee dagen na oplegging van de afzondering en binnen een week, en dat hij in dit geval vlak na uitreiking van de schriftelijke
mededeling in beklag is gegaan. De datum van uitreiking staat niet op de schriftelijke mededeling vermeld. De beroepscommissie zal klager in het beklag ontvangen, nu niet is uit te sluiten dat hij tijdig beklag heeft ingediend.
In zoverre moet de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd en zal de beroepscommissie het beklag inhoudelijk beoordelen.

Volgens klager bestond ook voor deze afzondering geen reden. Echter, in de schriftelijke mededeling staat dat klager wegens dreigend en grensoverschrijdend gedrag is afgezonderd, alsmede dat hij oninschatbaar was waardoor hij op een later tijdstip na
het nemen van de afzonderingsbeslissing is gehoord. Het op die grond opleggen van afzondering is, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenals het horen na het nemen van de afzonderingsbeslissing, niet onredelijk of onbillijk te
achten.
Klager heeft gesteld dat de beslissing 31 uur na het nemen van de beslissing is uitgereikt. Ook hier is de datum van uitreiking niet vast te stellen, nu deze niet op de schriftelijke mededeling staat vermeld. Indien de schriftelijke mededeling niet
onverwijld aan klager zou zijn uitgereikt, is klager daardoor in ieder geval niet in zijn belangen geschaad nu hij tijdig beklag heeft kunnen instellen en heeft ingesteld. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie wenst in het algemeen nog op te merken dat het aanbeveling verdient om in schriftelijke mededelingen van opgelegde maatregelen te vermelden op grond van welke wetsartikelen deze maatregelen worden opgelegd en daarbij niet alleen te
vermelden dat gedrag daartoe aanleiding heeft gegeven, maar ook toe te lichten wat dat gedrag concreet inhield. Voorts verdient het aanbeveling om de datum van uitreiking op de schriftelijke mededeling te vermelden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot het beklag onder a t/m c ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraken van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter met betrekking tot het beklag onder d, verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. Drs. L.C. Mulder en
prof. Dr. B.C.M. Raes, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 20 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven