Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1522/JV, 13 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1522/JV

betreft: [klager] datum: 13 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Zevenboom, namens

[...], geboren op 27 april 1995, verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 19 januari 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 augustus 2015, gehouden in de rechtbank te Utrecht, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. Y. Bouchikhi, gehoord.
De Staatssecretaris heeft schriftelijk laten weten geen gebruik te maken van de gelegenheid ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de ten behoeve van klager verleende machtiging tot onbegeleid verlof ingetrokken.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De betreffende beslissing tot intrekking van de verlofmachtiging is klager niet schriftelijk uitgereikt. Eerst bij de behandeling van een andere zaak van klager bij de beklagcommissie op 6 mei 2015 dan wel kort daar voor werd hem kenbaar gemaakt dat de
verlofmachtiging op 19 januari 2015 was ingetrokken. Klager dient derhalve ontvankelijk verklaard te worden in zijn beroep.
Er blijkt niet dat er een afweging is gemaakt tussen de intrekking van de machtiging en de behandeling van klager. Al in 2014 zou er zorg zijn geweest om klagers vermeende radicaliserende uitlatingen. Er is toen een zorgmelding gedaan bij het Grip
Deze
melding heeft geen opvolging gekregen.
De gedragsdeskundige was het niet eens met de intrekking van de verlofmachtiging.
Er had ook gekozen kunnen worden voor het incidenteel intrekken van verloven in plaats van het intrekken van de machtiging.
Klager heeft ter zitting aangevoerd dat hij inmiddels al zeven maanden geen verlof meer heeft gehad. De reden van de intrekking van zijn verlofmachtiging zou zijn dat klagers uitingen voor de islam en zijn interesse in de Islamitische Staat als
verontrustend werden aangemerkt. Klager erkent dat hij regelmatig provocerend is geweest, ook als het zijn geloof betrof, maar hij is in het geheel niet als radicaal aan te merken. Ook wordt gezegd dat klager kwetsbaar zou zijn voor ronselaars.
Inmiddels zijn er gesprekken geweest met een de-radicaliseringsdeskundige en daaruit is naar voren gekomen dat klager niet geradicaliseerd is. De intrekking is achter zijn rug om gedaan. Er is destijds met hem niet gesproken over zijn uitlatingen.
Klager is nu rustiger in zijn gedrag en uitlatingen.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De intrekking van de verlofmachtiging dateert van 19 januari 2015. Klager is pas op 18 mei 2015 hiertegen in beroep gekomen. Klager dient derhalve niet-ontvankelijk verklaard te worden in zijn beroep.
De beslissing tot intrekking is genomen omdat er vanuit de inrichting werd aangegeven dat er al langere tijd zorgen waren met betrekking tot de radicale opvattingen van klager waarin hij zijn steun uitsprak aan de Islamitische Staat. Gelet op de
verergerde en vergaande radicale uitlatingen is besloten het geplande verlof geen doorgang te laten vinden en heeft de directeur vanuit haar verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de samenleving de afdeling IJZ verzocht de verlofmachtiging in te
trekken.
Op grond van de vergaande radicale uitlatingen van klager kon gesteld worden dat er zowel bij begeleid als bij onbegeleid verlof een ernstig risico bestond voor de veiligheid van de maatschappij dan wel de veiligheid van klager zelf en van anderen.
Gelet op voornoemde omstandigheden kan de intrekking van de verlofmachtiging niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 77, tweede en derde lid, Bjj staat beroep open tegen de beslissing van de selectiefunctionaris aangaande (proef)verlof en ook tegen intrekking van een machtiging als daartegen geen beklag open staat. Niet is geregeld hoe een
intrekking van een verlofmachtiging kenbaar gemaakt moet worden en hoe een jeugdige gewezen moet worden op zijn beroepsmogelijkheid.
Nu gesteld wordt dat de beslissing tot intrekking mondeling is medegedeeld, maar niet meer na te gaan is of dat klopt en wanneer dat zou zijn gebeurd, dient uitgegaan te worden van de verklaring van klager en dient hem het voordeel van de twijfel
gegeven te worden wat betreft het moment dat hij van de beslissing kennis heeft gekregen. Hierbij wordt opgemerkt dat het wenselijk zou zijn als de directeur de door de selectiefunctionaris aan hem gerichte mededeling van intrekking van een machtiging
schriftelijk aan een jeugdige zou uitreiken.
Klager wordt daarom ontvangen in zijn beroep.

Aan de orde is de vraag of de selectiefunctionaris de op 6 januari 2015 verleende machtiging tot eendaags onbegeleid verlof op 19 januari 2015 heeft mogen intrekken.
Ingevolge artikel 13, tweede lid, onder b en c, van de Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 1 april 2014, houdende regels aangaande het verlaten van de justitiële jeugdinrichting bij wijze van verlof of scholings- en
trainingsprogramma, kan een verlofmachtiging worden ingetrokken indien dit noodzakelijk is met het oog op de veiligheid van de jeugdige of voor de veiligheid van anderen, dan wel indien dit noodzakelijk is voor de algemene veiligheid van personen of
goederen. De selectiefunctionaris heeft in de beslissing van 19 januari 2015 tot intrekking van de verlofmachtiging aangegeven hiertoe over te gaan op grond van de door de directeur geschetste ontstane situatie. Uit de brief van de directeur blijkt
dat
zij zich zorgen maakt over de radicale uitingen van klager. Er is contact gezocht met het Grip, waarbij door het Grip is geadviseerd klager niet op verlof te laten gaan. Ondanks klagers medewerking aan zijn behandeling en de aarzelingen van de
gedragswetenschapper klagers verlofstatus te doen intrekken, heeft de directeur vanuit haar verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de samenleving verzocht de machtiging in te trekken.

Gelet op het bij de stukken gevoegde rapport Planmatig verlof, het Zevende Perspectiefplan, de toegenomen radicaliserende uitlatingen van klager, die escaleerden na de aanslagen in Parijs, kan de beslissing tot intrekking van de machtiging tot eendaags
onbegeleid verlof, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen gezien in het licht van de situatie op dat moment, niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.
Het beroep zal om die reden ongegrond worden verklaard.
Opgemerkt wordt wel dat nu uit de stukken naar voren komt dat het in het belang van de behandeling van klager is hem weer verlof toe te kennen het wenselijk was geweest dat er na de intrekking van de verlofmachtiging sneller nader onderzoek zou zijn
gedaan naar de vermeende radicalisering van klager. Ter zitting is gebleken dat inmiddels een traject voor een nieuwe verlofmachtiging in gang is gezet.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, drs. H. Heddema en dr. P.H. van der Laan, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris,
op 13 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven