Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2182/GV, 11 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2182/GV

betreft: [klager] datum: 11 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.C. Bosch, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 juli 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting verzet zich niet tegen verlening van strafonderbreking voor onbepaalde tijd. De strafonderbreking kan pas per 17 september 2015 worden
verleend. Op 24 juli 2015 zal het overleveringsverzoek van de Belgische autoriteiten bij de rechtbank Amsterdam worden behandeld. Klager zal zich niet verzetten tegen overlevering naar België. Na het strafrechtelijk traject in België wil klager
terugkeren naar Marokko en niet meer terugkeren naar Nederland. Door het overleveringsverzoek is klagers toelating tot België gewaarborgd. Kennelijk heeft DT&V geadviseerd de strafonderbreking te verlenen, nu DJI heeft beoordeeld of er redenen zijn die
zich tegen strafonderbreking verzetten. De Staatssecretaris had de beslissing kunnen aanhouden totdat duidelijkheid bestaat over de overlevering naar België. Een eventueel verleende strafonderbreking had ook ingetrokken kunnen worden in het geval de
overlevering naar België geen doorgang zou vinden. In dat geval had klager kunnen worden uitgezet naar Marokko.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. DT&V had het voornemen klager uit te zetten naar Marokko. Op grond van die informatie is het verzoek door de directeur van het detentiecentrum Alphen aan den Rijn in
behandeling
genomen. Het verzoek is afgewezen, omdat nog niet bekend is wanneer de overlevering naar België uitgevoerd kan worden. Wanneer de overlevering kan plaatsvinden na half september 2015 en voor het einde van klagers detentie op 15 januari 2016, kan er bij
ongewijzigde omstandigheden strafonderbreking worden verleend op grond van artikel 40a van de Regeling. Alsdan zullen de ketenpartners het moment van overlevering afstemmen.

Op klagers verlofaanvraag heeft de directeur van het detentiecentrum Alphen aan den Rijn negatief geadviseerd gezien de mogelijke overlevering aan België.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek, wegens overtreding van artikel 197 en 231 van het Wetboek van strafrecht (als ongewenst verklaarde vreemdeling in Nederland verblijven en bezit of gebruik van een vals reisdocument). De
detentie van klager is aangevangen op 20 mei 2015. De einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 15 januari 2016.

Gelet op artikel 40a van de Regeling kan aan de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend. Indien een vrijheidsstraf van ten hoogste drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking
worden verleend nadat tenminste de helft van de straf is ondergaan. De strafonderbreking gaat in op het moment dat de vreemdeling daadwerkelijk Nederland heeft verlaten.

De beroepscommissie gaat uit van de volgende feiten.
* Ten aanzien van klager is door de Belgische justitiële autoriteiten een Europees arrestatiebevel uitgevaardigd.
* Ten tijde van de bestreden beslissing was klager verwikkeld in een procedure bij de rechtbank te Amsterdam terzake van zijn overlevering aan België.
* Vanaf 17 september 2015 zou klager op grond van voornoemd artikel 40a van de Regeling in aanmerking kunnen komen voor strafonderbreking.

Klager wil na zijn uitzetting uit Nederland dan wel België zich vestigen in Marokko. Nu ten tijde van de bestreden beslissing nog geen duidelijkheid bestond over klagers overlevering aan België, weegt het belang van uitvoering van het Europees
Arrestatiebevel en de in het kader daarvan gemaakte afspraken tussen de lidstaten van de Europese Unie zwaarder dan klagers belang bij een strafonderbreking om Nederland te verlaten en te vertrekken naar Marokko. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 11 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven