Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1413/GB, 7 november 2002, beroep
Uitspraakdatum:07-11-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/1413/GB

Betreft: [klager] datum: 7 november 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 16 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1978], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 juli 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 20 september 2002 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Overmaze te Maastricht ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 15 juni 1999 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel. Op 7 juni 2002 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Overmaze, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 24 februari 2000. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 februari 2004.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft hem op basis van informatie dat hij een lastige jongen zou zijn geselecteerd voor een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap zonder dat hij klager gezien of gesproken heeft.
In Zutphen werd klager afgerekend voor een feit dat een andere gedetineerde veroorzaakt had. Het enige incident dat klager kan worden toegeschreven is het incident in Krimpen aan den IJssel.
Klager heeft ten onrechte een slechte naam, en dit wordt hem telkenmale tegen geworpen. Met genoemd incident had hij niets te maken, hij probeerde alleen tussenbeide te komen om twee vechtenden uit elkaar te halen.
Klager krijgt op deze wijze niet de kans iets te bereiken na zijn detentie.
Hij heeft geen beroep ingediend tegen de ondergrondverklaringen van zijn beklagen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager beoordeelt de gebeurtenissen die zijn voorgevallen beduidend lichter dan de verschillende inrichtingen. Hem is de gelegenheid gegeven om middels opleidingen aan zijn toekomst te werken. Echter, door eigen toedoen heeft hijdie kansen vergooid. Het laatste incident in de gevangenis De IJssel, waarbij hij het personeel met een pan heeft gegooid, heeft bezien in het licht van zijn gehele detentie dan ook, na herbeoordeling, geleid tot overplaatsing naareen gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Overmaze is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Een tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtigecontra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens, alsmede zijn betrokkenheid bij diverse incidenten gedurende zijn detentie in redelijkheid kunnen aanmerken als contra-indicaties inbovenbedoelde zin. Hierbij is in aanmerking genomen dat uit de stukken is gebleken dat klager tijdens zijn verblijf in Vught moeizaam tot aanpassing kwam en tegen rapporten en sancties opliep. Na een verblijf van drie maanden op devakopleiding te Zutphen werd hij, als gevolg van ontstane spanning tussen gedetineerden, waaraan hij op actieve en dreigende wijze deelnam, voor wegplaatsing aangeboden. In het de gevangenis De IJssel, met een regime van algehelegemeenschap, vertoonde hij wederom negatief gedrag en kon hij verantwoordelijk worden gehouden voor het veroorzaken van ernstige verstoringen van de orde en de rust binnen de inrichting.
Derhalve is de beslissing klager over te plaatsen naar een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap niet in strijd met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk aan te merken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 november 2002

secretaris voorzitter

Naar boven