nummer: 15/1170/GA
betreft: [klager] datum: 3 augustus 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wezepoel, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 7 april 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo.
Alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juli 2015, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Wezepoel, en
[...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – het verbinden van de voorwaarde van elektronisch toezicht aan het regimaire verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag in zoverre ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De voorwaarde van de enkelband kwam voor klager als een volledige verrassing. Hij had eerder een schorsing van de voorlopige hechtenis gehad en heeft toen langere tijd in vrijheid doorgebracht zonder enkelband. Hij zit nu in de laatste fase van zijn
detentie en verblijft in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Hij ondervindt op meerdere momenten last van die enkelband. Namens klager wordt een aantal nadere stukken overgelegd. In de uitspraak van het Gerechtshof met betrekking tot
klagers schorsing van de voorlopige hechtenis, is hem enkel een contactverbod opgelegd. Het hof zag geen aanleiding om ook elektronisch toezicht op te leggen. De directeur heeft, toen hij zijn beslissing nam, overigens geen onderzoek gedaan naar
woonplaatsen van slachtoffers. Daaruit had naar voren kunnen komen dat klagers verlofadres niet in de buurt van die woonplaatsen was. Tijdens klagers schorsingstijd hebben zich ook geen incidenten voorgedaan. Klager stelt zich op het standpunt dat de
enkelband niet noodzakelijk was en dat had kunnen worden volstaan met een voor hem minder ingrijpende voorwaarde. Indien het beklag alsnog gegrond wordt verklaard, verzoekt klager om hem een financiële tegemoetkoming toe te kennen.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur verwijst allereerst naar het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Aan klager was door de selectiefunctionaris bij zijn plaatsing in de z.b.b.i. een aantal voorwaarden opgelegd. Voor de directeur was er geen andere mogelijkheid
om het nakomen van de voorwaarden te controleren dan door klager een enkelband voor te schrijven. Indien klager een enkelband zou dragen, kon hij ook met verlof. De door de selectiefunctionaris opgelegde voorwaarden konden alleen worden gecontroleerd
door middel van een enkelband. Andere mogelijkheden waren er feitelijk niet. Met een enkelband kon verlof toegewezen worden. De directeur wilde kunnen monitoren waar klager zich tijdens zijn verlofmomenten zou ophouden. Omdat klager vrij laat
binnenkwam
in de inrichting, kon het eerste verlofmoment helaas niet doorgaan. Dat kon helaas niet anders geregeld worden.
3. De beoordeling
Aan de orde is de vraag naar de noodzaak voor het verbinden van de verplichting van elektronisch toezicht (door middel van een enkelband) bij de regimaire verlofmomenten van klager. De directeur heeft, als reden voor die verplichting, aangegeven dat
klager bij zijn plaatsing in de z.b.b.i. door de selectiefunctionaris een aantal voorwaarden opgelegd heeft gekregen en dat de directeur de naleving van die voorwaarden tijdens verlof enkel kan monitoren door middel van die enkelband.
De beroepscommissie is het met klagers stelling eens, dat die enkelband een overtreding van de voorwaarde niet kan voorkomen. Dat is, naar het oordeel van de beroepscommissie ook niet het doel van die enkelband. Het doel is eventuele overtredingen van
de aan klager opgelegde bijzondere voorwaarden tijdens verlof achteraf te kunnen controleren teneinde, indien nodig, bij een volgend verlofmoment daarop te kunnen anticiperen. Gelet daarop kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is daarom ongegrond en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre, met wijziging van de gronden, worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. F.M.J. Bruggeman en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 augustus 2015.
secretaris voorzitter