nummer: 15/2270/GV
betreft: [klager] datum: 6 augustus 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.G.M.C. Peters, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 9 juli 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers behandeling bij De Waag stagneert. Men kan pas verder met de behandeling indien verlofverlening en detentiefasering zijn aangevangen. Voorts is verlof van belang in het
kader van een goed voorbereide terugkeer in de samenleving. Klagers strafrestant is inmiddels minder dan twaalf maanden. Hij heeft in de inrichting zeer positieve contacten met al zijn begeleiders, zijn casemanager en de reclassering. Allen waren
positief en schatten de kans dat aan klager verlof zou worden verleend hoog in. De afwijzende beslissing is gebaseerd op het negatieve advies van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal schat het recidiverisico hoog in en is van mening dat
verlofverlening in dit stadium maatschappelijke onrust teweeg brengt. Niet duidelijk is op basis van welke informatie de advocaat-generaal deze inschatting heeft gemaakt. De rechtbank heeft in haar uitspraak in de strafzaak juist overwogen dat zij van
oordeel is dat het gevaar voor herhaling op een maatschappelijk verantwoorde wijze kan worden beperkt door naast een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf een groot voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Dat het Openbaar Ministerie hoger beroep heeft
ingesteld mag geen invloed hebben op de beoordeling van de verlofaanvraag. Het vonnis van de rechtbank dient leidend te zijn. Dat het delicten betreffen die maatschappelijk zeer gevoelig liggen, is blijkens de jurisprudentie van de beroepscommissie
onvoldoende voor afwijzing van de verlofaanvraag (RSJ 23 juni 2015, 15/567/GA en RSJ 16 april 2015, 15/460/GV). Voorts is blijkens het reclasseringsadvies het recidiverisico juist ingeschat als laag / gemiddeld evenals het risico op het onttrekken aan
voorwaarden. Geadviseerd wordt klager in aanmerking te laten komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting en aansluitend deelname aan een penitentiair programma. Uit het selectieadvies volgt een positief beeld van klagers gedrag in de
inrichting. Ten slotte staat het voorstel van de advocaat-generaal tot onderzoek in het Pieter Baan Centrum haaks op hetgeen de rechtbank heeft bepaald in haar vonnis. De rechtbank achtte het niet opportuun klager in het kader van de strafzaak te
laten
onderzoeken in het Pieter Baan Centrum.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven –toegelicht. Klager heeft om verlof verzocht om zijn vrienden en familie weer te ontmoeten. De advocaat-generaal heeft desgevraagd negatief geadviseerd ten aanzien
van het verzoek omdat hij het recidiverisico hoog inschat. Een onderzoek in het Pieter Baan Centrum zou hier uitsluitsel over kunnen geven. Omdat het risico op terugval groot wordt geacht en verlofverlening in dit stadium naar verwachting
maatschappelijke onrust teweeg zal brengen heeft de advocaat-generaal een weloverwegen negatief advies uitgebracht. De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad heeft aangegeven dat hij zich hierbij aansluit en heeft eveneens negatief
geadviseerd met betrekking tot verlofverlening. Juist de overwegingen van de rechtbank vormden reden voor het Openbaar Ministerie om hoger beroep in te stellen in de strafzaak. Klager is ingesloten voor delicten die maatschappelijk zeer gevoelig
liggen.
Door de rechtbank is een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, waarbij behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling verplicht is gesteld. Uit de verkregen informatie van de inrichting wordt niet duidelijk wat er tijdens de
behandeling inmiddels is bereikt. De Staatssecretaris is van mening dat het in deze fase van klagers detentie ongewenst is aan klager verlof te verlenen. De weigeringsgronden als bedoeld in artikel 4, aanhef en onder b. en i. van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting zijn volgens de Staatssecretaris van toepassing.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal heeft aangegeven dat er gevaar voor recidive bestaat, met name nu behandeling hoe dan ook is geïndiceerd, maar nog niet van de grond is gekomen. Daarnaast zal verlofverlening volgens de advocaat-generaal naar redelijke verwachting
maatschappelijke onrust teweeg brengen.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, wegens ontucht en het onder bedreiging vervaardigen van kinderporno. Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld. De fictieve
einddatum van klagers detentie is thans gesteld op 8 juli 2016.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Uit het reclasseringsadvies van 20 mei 2015 blijkt dat de reclassering het recidiverisico en het risico op het onttrekken aan voorwaarden heeft ingeschat als laag / gemiddeld. De reclassering acht een risico op letselschade aanwezig voor personen met
specifieke kenmerken, namelijk pubermeisjes en – jongens die zich op sociale media begeven. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en goedgekeurd. Uit het vonnis van de rechtbank volgt dat aan klager als bijzondere voorwaarde is opgelegd dat hij
verplicht is zich te laten behandelen bij De Waag of een soortgelijke instelling. Hoewel het Openbaar Ministerie hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, gaat de beroepscommissie uit van dit vonnis, ook voor zover de rechtbank
heeft overwogen het niet opportuun te achten klager te doen onderzoeken in het Pieter Baan Centrum. Uit de stukken volgt dat klager reeds voor zijn detentie is gestart met een behandeling en hij deze behandeling kan continueren zodra hij weer in
Amsterdam verblijft en in de gelegenheid is om zelf naar de Waag te gaan. Nu niet gebleken is van een hoog recidiverisico, onvoldoende gemotiveerd is waarop is gebaseerd dat een gevaar bestaat voor maatschappelijke onrust, voorshands niet gebleken is
dat een onderzoek in het Pieter Baan Centrum is geïndiceerd en voorts niet is onderzocht of eventuele risico’s niet kunnen worden ondervangen door het verbinden van voorwaarden aan het verlof, bijvoorbeeld ten aanzien van toegang tot het internet, is
de
beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing niet op goede gronden rust. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie vernietigt de bestreden beslissing en zij draagt de Staatssecretaris op om binnen een termijn van
twee weken een nieuwe beslissing te nemen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem – Broos en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 6 augustus 2015
secretaris voorzitter