Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1263/GA, 20 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1263/GA

betreft: [klager] datum: 20 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 april 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juli 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en mevrouw [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van veertien dagen uitsluiting van deelname aan de arbeid;
b. het niet ontvangen van een beschikking met betrekking tot het bezoek achter glas en het fouilleren van het bezoek.

De beklagcommissie heeft beklagonderdeel a. en beklagonderdeel b. voor wat betreft het niet ontvangen van een beschikking ongegrond verklaard en heeft klager in beklagonderdeel b. voor wat betreft het fouilleren van bezoek
niet-ontvankelijk verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
A. Er is geen bewijs dat klager contrabande invoert. De informatie verkregen uit gevoerde telefoongesprekken is niet recent. Er is nooit contrabande aangetroffen bij klager. Hij heeft nog nooit iets verkocht en begrijpt niet waarom hij uitgesloten
moest
worden van de arbeid.
B. Klager heeft geen beschikking ontvangen van het feit dat hij bezoek achter glas moest ontvangen. Voorts is hij het niet eens met het fouilleren van zijn bezoek, als het bezoek toch achter glas plaatsvindt.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
A. Uit informatie herleid uit door klager gevoerde telefoongesprekken is gebleken dat hij tracht contrabande in te voeren. Voorts is uit urinecontroles gebleken dat klager cannabis gebruikt. Het is onverantwoord om klager op een arbeidszaal te plaatsen
waar onvoldoende toezicht op hem kan worden uitgeoefend. De arbeidszaal is een geschikte plaats om te handelen.
B. Klager heeft de GVM-status verhoogd en één van de opgelegde maatregelen betreft individueel bezoek met toezicht. Het bezoek op 19 maart 2015 heeft plaatsgevonden achter glas, nu uit recente informatie is gebleken dat klager tracht contrabande in te
voeren. Het afdelingshoofd heeft klager daarvan op de hoogte gesteld.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt. In artikel 23, eerste lid onder a, van de Pbw is bepaald dat de directeur een gedetineerde kan uitsluiten van deelname aan een of meer
activiteiten indien dit in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is.
Door de directeur is aangevoerd dat klager door middel van telefoongesprekken zijn bezoek heeft aangezet tot het meebrengen van drugs, hetgeen door klager niet is weersproken. Voorts hebben urinecontroles uitgewezen dat klager cannabis gebruikt. Naar
het oordeel van de beroepscommissie blijkt hieruit onvoldoende dat klager heeft getracht drugs in te voeren met het doel deze vervolgens te verhandelen. Daarnaast constateert de beroepscommissie dat de informatie herleid is uit telefoongesprekken die
gevoerd zijn in januari 2015, terwijl de ordemaatregel pas op 24 maart 2015 is opgelegd.

Gelet op bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de noodzaak om klager uit te sluiten van de arbeid onvoldoende aannemelijk is geworden. De beroepscommissie zal derhalve het beroep in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de
beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren. Aan de directeur zal opdracht worden gegeven om aan klager het arbeidsloon voor de tien gemiste werkdagen uit te keren.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de
beklagcommissie.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beklagonderdeel a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager uitbetaling van tien werkdagen arbeidsloon toekomt.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beklagonderdeel b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, R. van Benthem en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 20 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven