Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0797/GA, 23 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/797/GA

betreft: [klager] datum 23 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

gericht tegen een uitspraak van 2 februari 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de p.i. Alphen aan den Rijn, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 mei 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is namens de directeur van de p.i. Alphen aan den Rijn gehoord
[...], juridisch medewerker. Klager is in verband met aanvoerproblemen op een later tijdstip op deze zitting door de beroepscommissie gehoord. Van beide verhoren is verslag opgemaakt.

Klager en de directeur zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het verslag te reageren vóór 8 juni 2015.

Op 1 juni 2015 is op het secretariaat van de Raad een schriftelijke reactie van de directeur ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet uitbetalen van loon voor de laatste zes werkdagen voorafgaand aan klagers ontslag uit de inrichting op 31 mei 2014.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van
€ 14,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is niet-ontvankelijk in het beklag omdat dit, gelet op de termijn als vermeld in artikel 61, vijfde lid, van de Pbw, door hem te laat is ingesteld. De juridisch medewerker heeft geen verzoekbriefjes van klager ontvangen.
Bovendien wordt betwist dat klager nog loon moest ontvangen. Vanaf 1 juli 2014 heeft de inrichting een arrestantenregime en wordt geen vergoeding aan reinigers verstrekt.

Door klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij heeft tot de dag van zijn invrijheidstelling in de inrichting als reiniger gewerkt en ontving daarvoor loon. Dit blijkt uit zijn contract en het bij de stukken gevoegde afschrift van zijn rekening-courant. De laatste zes dagen loon zijn hem nooit
uitbetaald, terwijl was toegezegd dat het resterende bedrag van € 12,= op zijn rekening zou worden gestort.
Op 3 september 2014 is hij de inrichting weer binnengekomen. Op 8 september 2015 ontving hij het eerste saldo-overzicht en daar stond de € 12,= die de inrichting hem nog verschuldigd was niet op. Hij heeft direct verzoekbriefjes geschreven aan de
afdeling bevolking en aan het juridisch loket. Hij wilde de inrichting de tijd geven om te reageren en wilde volgende saldo-overzichten afwachten. Hij is niet iemand die gelijk in beklag gaat. Klager heeft iedere week nieuwe verzoekbriefjes ingediend.
Toen op die briefjes niet werd gereageerd is hij op 29 september 2014 in beklag gegaan.
Na 1 juli 2014 werd geen loon meer uitbetaald aan reinigers. Klager heeft zijn reinigerswerkzaamheden vanaf september 2014 dan ook gratis verricht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat klager vanaf het moment dat hij op het saldo-overzicht van zijn rekening-courant op 8 september 2014 bemerkte dat achterstallig loon niet was bijgeschreven dit direct heeft aangegeven en pogingen heeft
ondernomen om dit te laten herstellen. Klager heeft terstond verzoekbriefjes ingediend voor de afdeling bevolking en het juridisch loket en toen hier geen reactie op volgde wekelijks gerappelleerd. Omdat klager er van uitging dat een oplossing zou
volgen maar deze uitbleef en er niet werd gereageerd op zijn verzoekbriefjes heeft hij vervolgens op 29 september 2014 beklag ingediend. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager in het licht van het bovenstaande het beklag voldoende tijdig
ingediend en heeft de beklagrechter klager terecht ontvangen in het beklag.

Vast is komen staan dat klager in de periode van 3 april 2014 tot 31 mei 2014 werkzaamheden als reiniger verrichtte. Uit het overzicht van zijn rekening-courant volgt dat klager hiervoor loon c.q. wachtgeld is uitbetaald en dat de laatste betaling op
26
mei 2014 heeft plaatsgevonden. Dit is niet door de directeur betwist. Klager is op 31 mei 2014 met ontslag gegaan en vervolgens op 3 september 2014 opnieuw gedetineerd in de p.i. Alphen aan de Rijn. Niet is weersproken dat klager voor de laatste zes
dagen voorafgaand aan zijn ontslag uit de p.i. op 31 mei 2014 als reiniger heeft gewerkt en daarvoor geen loon c.q. wachtgeld heeft ontvangen. Nu eerst per 1 juli 2014 in de p.i. aan reinigers geen loon meer wordt uitbetaald, was over de betrokken
periode van zes dagen in mei 2014 wel loon c.q. wachtgeld verschuldigd. De beroepscommissie zal derhalve het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 juni 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven