Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1300/GB, 3 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/1300/GB

Betreft: [klager] datum: 3 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.T. van Berge Henegouwen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 april 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) (een zogenaamd gestapeld traject) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 30 oktober 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is nooit een betalingsregeling met klager afgesproken met betrekking tot de openstaande Lex Mulder zaken. Klager is echter ten zeerste bereid mee te werken aan een betalingsregeling, maar is
door zijn verblijf in detentie niet in staat om het openstaande bedrag te voldoen. Klager ontvangt in detentie onvoldoende inkomsten. In kort geding heeft klager gevorderd de Staat te gebieden om een redelijk voorstel te doen voor een
betalingsregeling,
waaruit blijkt dat klager ten zeerste bereid is de vorderingen te voldoen. Ook uit het reclasseringsadvies van 27 februari 2015 blijkt het vorenstaande. De mogelijkheden om de vorderingen te voldoen zijn voldoende onderzocht. De selectiefunctionaris
heeft aldus de voorwaarden voor plaatsing in een z.b.b.i. foutief toegepast. Uit het vorenstaande blijkt onomstotelijk dat klager ten zeerste bereid is mee te werken aan een betalingsregeling. Bovendien voldoet klager aan alle voorwaarden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager heeft openstaande Lex Mulder zaken van in totaal een bedrag van € 7.092,04. Voor plaatsing in een z.b.b.i. is de bereidheid tot betalen van de Lex
Mulder
zaken afdoende, maar voor deelname aan een gestapeld traject dient vastgesteld te worden dat de Lex Mulder zaken afbetaald kunnen worden. Een betalingsregeling is daarvoor noodzakelijk. In het reclasseringsadvies staat vermeld dat klager een regeling
met het CJIB krijgt, maar het is niet duidelijk over welke openstaande vorderingen dit gaat. De Lex Mulder zaken lenen zich niet meer voor een rechtstreekse regeling met het CJIB, omdat deze de inningsfase zijn gepasseerd. Nu klager niet heeft kunnen
aantonen dat hij de openstaande vorderingen voor het einde van zijn p.p. kan voldoen, is zijn verzoek afgewezen.

4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.3. Klager heeft aangegeven bereid te zijn mee te werken aan een betalingsregeling, maar hij heeft ook erkend dat hij niet in staat is de openstaande vorderingen te voldoen. Een betalingsregeling is niet tot stand gekomen. In de circulaire van 1
januari 2008 met kenmerk 5327432/04/DJI is met betrekking tot de betaling van boetes vermeld dat het sinds 1 januari 2004 mogelijk is om met alle mogelijke vermogenssancties in aanmerking te komen voor een p.p. Voorwaarde is dan dat er een
afbetalingsregeling is vastgesteld en dat het ook realistisch is om de geldboete binnen de duur van het p.p. af te betalen. Nu voorafgaand aan het gestapeld traject duidelijk is geworden dat klager gelet op het vorenstaande niet in aanmerking komt voor
deelname aan een p.p., heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen beslissen klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. in het kader van een gestapeld traject af te wijzen. De beroepscommissie neemt daarbij in aanmerking dat aannemelijk is
dat klager op grond van zijn strafrestant nog niet in aanmerking zal komen voor uitsluitend plaatsing in een z.b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 3 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven