Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1597/GV, 3 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1597/GV

betreft: [klager] datum: 3 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.G. van den Biezenbos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 mei 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Allereerst dateert klagers verlofaanvraag niet van 4 mei 2015, maar van 18 februari 2012. Daarnaast is de grond dat verlof maatschappelijk onaanvaardbaar zou zijn geen weigeringsgrond ingevolge
artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Voorts is het incident dat ten grondslag ligt aan de stelling dat er een groot risico voor ongestoord verlof zou zijn als gevolg van de agressieve persoonlijkheid van
klager geen conflict geweest. Klagers moeder huilde, omdat haar zoon in detentie verblijft. Klager heeft juist alle trainingen in verband met agressieproblematiek met veel succes en inzet doorlopen. Nooit is vast komen te staan dat klager huiselijk
geweld heeft gebruikt. Het Openbaar Ministerie (OM) en de politie hebben juist positief geadviseerd.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Er zijn te veel risico’s voor een ongestoord verlof als gevolg van klagers agressieve persoonlijkheid. Het negatieve advies van de directeur is niet op een enkel incident
gebaseerd, maar het gehele functioneren in detentie is meegewogen. Vooralsnog lijkt er met algemeen verlof te weinig begeleiding te kunnen worden geboden. Ook hebben eerdere interventies niet goed uitgepakt. Klagers IQ is vastgesteld op 55 en er wordt
getracht klager in een woonvorm te plaatsen waar hij strakke begeleiding kan krijgen. Vanuit een dergelijke inrichting zouden ook vrijheden opgebouwd kunnen worden. Klagers inzet bij trainingen is goed. Gelet op het strafrestant dient vooralsnog
ingezet
te worden op een begeleid traject.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Er is onvoldoende vertrouwen in een goed en ongestoord verloop van het verlof, nu klager gedragsmatig op eenvoudige manier negatief
te beïnvloeden is en het verlofadres het adres van zijn moeder is, die hem tijdens het bezoek eigenlijk niet aankan vanwege zijn agressie.
Zowel het Openbaar Ministerie als de politie hebben geen bezwaar en adviseren positief.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek, wegens mishandeling, ontuchtige handelingen en verkrachting. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van een jaar te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of
omstreeks 25 april 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Uit het advies vrijheden van 4 mei 2015 blijkt dat klager kampt met agressieproblematiek. Er wordt gezocht naar een passende woonvorm met een individueel aanbod gericht op deze problematiek. Op grond van artikel 4, onder e, van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) wordt verlof geweigerd in geval van risico voor een ongestoord verlof als gevolg van de gestoorde of agressieve persoonlijkheid van de gedetineerde. Nu de directeur van de p.i. Vught gelet op het
vorenstaande negatief heeft geadviseerd vanwege onvoldoende vertrouwen in een goed en ongestoord verloop van het verlof, heeft de Staatssecretaris in redelijkheid het verzoek af kunnen wijzen. De beslissing van de Staatssecretaris kan, bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder e van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van E.M. Breugem, secretaris, op 3 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven