Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4794/GA, 6 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4794/GA

betreft: [klager] datum: 6 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 december 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 april 2015, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zoetermeer, de heer [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, vanwege de weigering opdrachten van het personeel uit te voeren.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager wandelde met een medegedetineerde op de luchtplaats, toen een andere gedetineerde begon te schelden. Klager vroeg of dit tegen hem gericht was.
Dit
bleek niet zo te zijn. Even later begon die gedetineerde weer te schelden. Daarop kwamen meerdere gedetineerden in de richting van klager gerend. Vervolgens is alarm geslagen en is het luchtmoment beëindigd. Iedereen liep rustig naar binnen; er was
niet
veel aan de hand. Desgevraagd heeft klager erkend dat de onrust op de luchtplaats is ontstaan rondom vier gedetineerden, onder wie hijzelf. De volgende ochtend kreeg klager van een p.i.w.-er te horen dat de directeur had beslist hem intern over te
plaatsen. De p.i.w.-er heeft klager de opdracht gegeven zijn spullen in te pakken. Klager heeft daarop gezegd dat hij best wil meewerken, maar dat hij eerst de directeur wil spreken zodat hij zijn verhaal kan doen. Daarnaast wilde hij aan de directeur
uitleggen dat hij een groot belang heeft bij voortzetting van zijn verblijf op afdeling F, omdat hij (met veel moeite) met jeugdzorg, zijn ex-vrouw en de school van zijn kinderen afspraken had gemaakt over bezoektijden van zijn kinderen. Door een
interne overplaatsing veranderen de bezoektijden, waardoor opnieuw afspraken over bezoektijden gemaakt zouden moeten worden. Als het personeel klager gerust had gesteld door te zeggen dat een overplaatsing geen invloed zou hebben op zijn bezoek met
zijn
kinderen, had klager meegewerkt. Even later is het afdelingshoofd langsgekomen. Het afdelingshoofd heeft klager alleen gesommeerd zijn spullen in te pakken. Weer heeft klager gezegd dat hij de directeur wil spreken. Daarop is het IBT gekomen om klager
op te halen. Eerst in de strafcel kwam de directeur. De directeur is niet met klager in gesprek gegaan, maar heeft klager alleen een straf opgelegd. Door de interne overplaatsing heeft klager zijn kinderen een tijd niet op bezoek gehad. Inmiddels zijn
er nieuwe afspraken gemaakt over bezoektijden. Overigens merkt klager op dat een personeelslid heeft geprobeerd klager zijn klacht te laten intrekken in ruil voor een telefoonkaart.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op de luchtplaats is onrust ontstaan doordat twee groepen gedetineerden tegenover elkaar stonden. Hoewel er geen concreet incident heeft
plaatsgevonden, heeft het toezichthoudend personeel het nodig geacht het luchtmoment te beëindigen. Na het terugkijken van de camerabeelden was duidelijk dat de onrust op de luchtplaats is ontstaan rondom vier gedetineerden, onder wie klager. Bij het
personeel bestond als enige tijd het gevoel dat er iets broeide tussen twee groepen gedetineerden op de afdeling. Om ‘de druk van de keten te halen’ is besloten die vier gedetineerden intern over te plaatsen. Klager is eerst door een personeelslid en
daarna door het afdelingshoofd opgedragen zijn spullen in te pakken zodat hij kon worden overgeplaatst. Tot tweemaal toe heeft klager dit geweigerd. Dit gaat een stap te ver en daarom is klager disciplinair gestraft. De drie andere gedetineerden hebben
wel meegewerkt aan hun overplaatsing. De directeur heeft klager in de strafcel gehoord. Klager heeft de kans gekregen zijn verhaal te doen, maar op dat moment wilde hij nauwelijks praten. Overigens merkt de directeur op dat het absoluut niet de
bedoeling is dat personeelsleden klachten proberen af te kopen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie neemt, op grond van hetgeen klager en de directeur ter zitting naar voren hebben gebracht, als vaststaand aan dat op 12 november 2014 op de luchtplaats onrust is ontstaan tussen twee groepen gedetineerden en dat die onrust in de
kern
is ontstaan rondom vier gedetineerden, onder wie klager. Gelet hierop en in aanmerking genomen de mededeling van de directeur dat het personeel al enige tijd het gevoel had dat er spanning bestond tussen twee groepen gedetineerden op klagers afdeling,
acht de beroepscommissie niet onbegrijpelijk dat de directeur de vier gedetineerden die middelpunt waren van de onrust op de luchtplaats, onder wie klager, intern heeft willen overplaatsen.

In de Pbw worden weliswaar geen eisen gesteld aan een beslissing tot interne overplaatsing, maar een dergelijke beslissing dient zorgvuldig tot stand te komen en te worden uitgevoerd. In ieder geval is van belang dat voor de over te plaatsen
gedetineerde voldoende duidelijk is waarom hij intern wordt overgeplaatst. In het onderhavige geval lag er geen concrete (strafbare) gedraging van klager ten grondslag aan de beslissing tot overplaatsing. Gelet hierop en nu klager twee keer heeft
gevraagd met de directeur te mogen spreken, omdat hij zijn verhaal wilde doen en zijn bijzondere belang bij voortzetting van zijn verblijf op de afdeling wilde toelichten, had het op de weg van de directeur of eventueel het afdelingshoofd gelegen om
met
klager in gesprek te gaan. Gebleken is dat het afdelingshoofd bij klager is langsgekomen, maar dat het afdelingshoofd – zo heeft klager onweersproken aangevoerd – klager enkel heeft opgedragen zijn spullen in te pakken. Vast staat dat de directeur niet
bij klager is langsgekomen. Nu noch het afdelingshoofd noch de directeur gehoor heeft gegeven aan klagers redelijke verzoek om een gesprek, is klager onvoldoende tekst en uitleg gegeven bij de overplaatsingsbeslissing en is er geen acht geslagen op
klagers bijzondere belang bij voortzetting van zijn verblijf op de afdeling. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot interne overplaatsing niet voldoet aan de daaraan te stellen zorgvuldigheidseisen. Tegen deze achtergrond
bezien dient de beslissing van de directeur om klager disciplinair te bestraffen voor zijn weigering mee te werken aan zijn interne overplaatsing, als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt.

Gezien het vorenstaande zal het beroep gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd en het beklag alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen
worden ziet de beroepscommissie aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming. Zij bepaalt de hoogte van die tegemoetkoming op € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Plaisier, MSc, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 6 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven