Nummer : 15/1066/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 9 april 2015
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Krimpen aan den IJssel.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 27 maart 2015, inhoudende de plaatsing van verzoeker op een
meerpersoonscel met een medegedetineerde die rookt terwijl verzoeker niet-roker is.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 9 april 2015 alsmede van de door de secretaris van de beklagcommissie bij de p.i. Krimpen aan den IJssel verstrekte inlichtingen waaruit volgt dat het
schorsingsverzoek als klacht is ingeboekt.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
De directeur heeft, mede gelet op het belang van de gezondheid van de gedetineerden, een zorgplicht ten aanzien van die gedetineerden. In het kader van het in Nederland algemeen geldende rook-ontmoedigingsbeleid, levert de plaatsing van een
niet-rokende
gedetineerde in één verblijfsruimte met een rokende gedetineerde – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – een schending op van die zorgplicht. Indien een niet-rokende gedetineerde aangeeft niet (langer) met een rokende gedetineerde in een
verblijfsruimte te willen verblijven, dient de directeur daaraan – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – gevolg te geven tenzij dit op grond van uitzonderlijke omstandigheden niet van hem gevergd kan worden. Dergelijke uitzonderlijke
omstandigheden zijn niet aannemelijk geworden. De voorzitter heeft er kennis van genomen dat verzoeker op 10 april 2015 zal worden overgeplaatst naar een andere cel, maar niet duidelijk is wanneer die overplaatsing precies zal plaatsvinden. Gelet op
het
vorenstaande zal het schorsingsverzoek worden toegewezen. De beslissing van de directeur wordt met onmiddellijke ingang geschorst.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 9 april 2015.
secretaris voorzitter