Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1661/GA, 20 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1661/GA

betreft: [klager] datum: 20 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J. Serrarens namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 mei 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen, voor zover daarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Veenhuizen in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het niet regelen van vervoer naar de rechtbank te Den Haag voor klager op 2 maart 2015, op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. De civiele zaak die klager door nalatigheid van de inrichting niet heeft kunnen bijwonen, was voor hem van groot belang. Verzuimd is het vervoer te
regelen dan wel klager te infomeren over de eventuele onmogelijkheid dit vanuit de p.i. voor hem te organiseren. Naar inschatting van de advocaat die klager bijstaat in de civiele zaak zou de uitkomst van de civiele procedure waarschijnlijk niet anders
zijn geweest als klager de zitting wel had kunnen bijwonen. De civiele zaak is verloren. Dat neemt niet weg dat het voor klager heel belangrijk was om deze zitting te kunnen bijwonen gezien de aard van de vordering. Hij heeft veel stress ervaren
doordat
hij de zitting moest missen. Een tegemoetkoming zou gepast zijn geweest.

De directeur heeft met betrekking tot de toegekende tegemoetkoming aangevoerd dat klager zelf verantwoordelijk is om dergelijke zaken te regelen en duidelijk had moeten aangeven dat het een civiele procedure betrof. Klager heeft op een te laat moment –
op zondagmiddag voorafgaand aan de maandag waarop de zitting plaatsvond – navraag gedaan naar het vervoer. Op een dergelijk laat moment was het voor de inrichting niet meer mogelijk om nog zorg te dragen voor het vervoer. Een tegemoetkoming is derhalve
niet op zijn plaats.

3. De beoordeling
Hetgeen door de directeur inhoudelijk met betrekking tot het beklag is aangevoerd, is niet aan het oordeel van de beroepscommissie onderworpen, nu de directeur geen beroep heeft ingesteld tegen de gegrondverklaring van het beklag.

De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de beslissing om aan klager geen
tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de
beroepscommissie zal een tegemoetkoming vaststellen van € 10,= in verband met het door
klager ondervonden ongemak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en kent klager alsnog een tegemoetkoming toe van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven