Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2551/GV, 17 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:17-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2551/GV

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 juli 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Een gegronde reden voor het afwijzen van een aanvraag tot algemeen verlof is de omstandigheid dat klager twee positieve urinecontroles heeft gehad binnen drie maanden. Het verlof is echter afgewezen in
verband met het vermoeden dat hij tijdens het verlof middelen zal gebruiken en afspraken niet zal nakomen. Klager neemt deel aan een urinecontroletraject en heeft inmiddels al twee negatieve urinecontroles gehad. Het urinecontroletraject heeft hij zelf
aangevraagd, omdat hij wil laten zien dat hij ook zonder middelen kan. Onduidelijk is waarom er een vermoeden bestaat dat klager softdrugs zal gebruiken tijdens het aangevraagde verlof, omdat dit zijn eerste verlofaanvraag is. Nu de afwijzing is
gebaseerd op vermoedens en niet op feiten, is het onmogelijk om zichzelf te kunnen bewijzen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op de verlofaanvraag is een negatief advies uitgebracht door de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, omdat klager recent en bij herhaling positief
scoorde op het gebruik van softdrugs. Met het aangetoonde gebruik binnen detentie bestaat de vrees voor het gebruik tijdens vrijheden. Dat klager inmiddels negatieve urinecontroles heeft gehad, betekent niet dat er geen sprake is van een
verslavingsproblematiek. De inrichting zal dit nader moeten onderzoeken. Het verlof van klager is conform het drugsontmoedigingsbeleid afgewezen. Klagers interpretatie van de genoemde afwijzingsgrond verschilt van die van de selectiefunctionaris.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van p.i. Lelystad heeft, overeenkomstig het advies van het MDO, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie adviseert positief.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en twee maanden met aftrek, wegens – kortweg – het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet. De fictieve einddatum van klagers detentie valt op of omstreeks 25 juli
2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Het gebruik van verdovende middelen tijdens detentie is in het kader van het landelijk geldend Drugsontmoedigingsbeleid aanleiding om minder, dan wel geen vrijheden te verlenen. Uit de stukken blijkt dat klager op 2 februari 2015, 22 april 2015 en 21
mei 2015 een positieve urinecontrole heeft gehad en dat hij op 20 maart 2015 en 22 juni 2015 negatief scoorde. Voorts blijkt uit de inlichtingen van klager dat hij deelneemt aan een urinecontroletraject om aan te tonen dat hij zijn drugsgebruik
afbouwt.
De recente negatieve urinecontrole van 22 juni 2015 is onvoldoende om te spreken van een (structurele) afbouw van het drugsgebruik. De beroepscommissie is, in aanmerking genomen het Drugsontmoedigingsbeleid – waaruit volgt dat het eerstvolgende verlof
van een gedetineerde die voor de tweede keer in een periode van drie maanden softdrugs heeft gebruikt, wordt ingetrokken dan wel afgewezen – van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks
het positieve advies van de politie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in
artikel 4 onder c. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van Eijk, secretaris, op 17 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven