Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2374/GV, 17 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:17-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2374/GV

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. C.W. Dirkzwager, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 juli 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager zou volgens zijn casemanager op grond van de richtlijnen van het bureau selectiefunctionarissen niet in aanmerking komen voor algemeen verlof, omdat hij in aansluiting op zijn hoofdstraf nog een
jeugdstraf moet ondergaan. Overeenkomstig artikel 77dd, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt een opgelegde jeugddetentie echter ten uitvoer gelegd als gevangenisstraf, indien de veroordeelde bij aanvang van de straf de leeftijd van achttien
jaren heeft bereikt. De jeugddetentie vormt dus geen belemmering voor het penitentiair programma (p.p.) en algemeen verlof. De motivering van de afwijzing is onduidelijk, tegenstrijdig en onvoldoende. Onduidelijk is welke informatie de
selectiefunctionaris aangeleverd heeft gekregen en van wie de informatie afkomstig is. Klager was zeventien toen hij tot een deels voorwaardelijke straf is veroordeeld en achttien toen hij opnieuw de fout in is gegaan. Inmiddels is klager bijna 21 jaar
oud en heeft hij drie jaar in detentie gezeten. Hij beseft dat hij nog iets van zijn leven kan maken wanneer hij vrijkomt. Juist omdat klager nog jong is en tot inkeer is gekomen, is het van belang dat hij de kans krijgt zo vroeg mogelijk te
resocialiseren. Dat hij zich drie jaar geleden niet aan een afspraak heeft gehouden, betekent niet dat hij zich nu niet aan afspraken kan houden.
Alle betrokkenen, op de advocaat-generaal na, hebben positief geadviseerd. Het negatieve advies van de advocaat-generaal is enkel gebaseerd op het feit dat klager in zijn proefperiode is gerecidiveerd, maar slaat geen acht op de stukken afkomstig van
de
p.i. Uit deze stukken blijkt dat klager zich in detentie aan de gemaakte afspraken houdt. Het recidiverisico is, na vier jaar en gelet op zijn gedrag in detentie, niet onverkort aanwezig. De advocaat-generaal verwijst bovendien naar een disciplinaire
straf die in februari 2015 is opgelegd. Door klager een disciplinaire straf op te leggen én zijn verlof te weigeren, wordt hij dubbel gestraft.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De jeugddetentie is niet van invloed geweest op de beslissing. De afwijzing is gebaseerd op de ontvangen rapportage en adviezen. Er zijn hoge risico’s vastgesteld op de
risicogebieden recidive en het zich houden aan voorwaarden. De directeur adviseert positief en adviseert om elektronische controle toe te passen. Dit is overwogen, maar deze voorwaarde beïnvloedt de vastgestelde risico’s niet. Klager heeft zich
onttrokken aan het toezicht en is gerecidiveerd. Op dit moment is een detentieplan in voorbereiding waarin de geïndiceerde interventies zijn opgenomen. In detentie wordt/is hiermee een start gemaakt om het risico op recidive te beïnvloeden. In het
detentieplan wordt ingezet op een p.p. Resocialiseren behelst niet alleen het genieten van vrijheden door middel van algemeen verlof, maar betreft een detentieplan waarin gecontroleerde vrijheden en interventies zijn opgenomen. Het begrip en de
noodzaak
om toe te komen aan resocialisatie komen dan, mede gelet op de einddatum detentie van 13 juli 2016, ruim aan bod. In deze fase van de detentie wordt algemeen verlof, zonder een begin te maken met de uitvoering van de interventies, al dan niet met
elektronische controle, onverantwoord geacht. Daar komt bij dat klager niet eerder heeft meegewerkt aan opgelegd toezicht, maar recidiveerde.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Dordrecht heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag met als voorwaarde dat er elektronische controle wordt toegepast in verband met een locatieverbod met betrekking tot Leerdam.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd. De gezondheid, veiligheid en goederen van anderen kunnen door klager in gevaar worden gebracht. Er is sprake van een risico op herhaling van gewelds- en
vermogensdelicten. Het is maatschappelijk onaanvaardbaar om vrijheden toe te staan. Klager heeft bovendien in februari van dit jaar een disciplinaire straf opgelegd gekregen.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde gevonden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier en een half jaar met aftrek, wegens afpersing, diefstal met geweld, wederrechtelijke vrijheidsberoving en handel in wapens. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van drie maanden in verband
met de tenuitvoerlegging van een aan hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, alsmede 49 dagen detentie in verband met de tenuitvoerlegging van een eerder (deels) voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie. De einddatum van de detentie is thans
bepaald op 13 juli 2016. Dit wordt niet anders als de jeugddetentie als gevangenisstraf ten uitvoer wordt gelegd.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vast staat dat klager na zijn detentie in 2012, gedurende de daarop volgende proeftijd, de delicten heeft gepleegd waarvoor hij thans in detentie verblijft. Uit het reclasseringsrapport volgt dat het recidiverisico en het risico op het onttrekken aan
voorwaarden worden ingeschat als hoog. Daar komt bij dat uit de inlichtingen van de Staatssecretaris volgt dat er een detentieplan is opgesteld. Met de Staatssecretaris is de beroepscommissie van oordeel dat het voor de hand ligt dat binnen de p.i.
wordt gestart met de geïndiceerde interventies alvorens aan klager algemeen verlof wordt verleend.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de directeur en zijn goede gedrag in detentie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag op
dit moment rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van Eijk, secretaris, op 17 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven