Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1893/GV, 1 november 2002, beroep
Uitspraakdatum:01-11-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1893/GV

betreft: [klager] datum: 1 november 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 september 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager geeft aan het verlof te willen gebruiken om thuis voorbereidingen te treffen, want zijn vriendin is zwanger. Hij is altijd netjes van verlof teruggekeerd. In de inrichting doet hij de bakkersopleiding en dat gaat goed.

De Minister heeft, gelet op het gevaar voor recidive in geweldsdelicten en de negatieve adviezen van het openbaar ministerie en de politie, geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De IJssel te Krimpen a/d IJssel heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft, gelet op het gevaar voor recidive en de daaruit voortvloeiende maatschappelijke onrust, negatief geadviseerd.
De politie Rotterdam-Rijnmond heeft, gelet op het gevaar voor recidive en verstoring van de openbare orde, eveneens negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek wegens afpersing, diefstal met geweld, diefstal met braak in vereniging gepleegd en diefstal door middel van inklimming. Aansluitend ondergaat hij de tenuitvoerleggingvan 8 maanden gevangenisstraf die hem eerder voorwaardelijk is opgelegd. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 18 juli 2003. Aansluitend dient hij eventueel in totaal 6 dagen gijzeling op grond van de Wetadministratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal 6 verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager sedert 1992 een detentieverleden heeft. Hij heeft de huidige delicten in een kort tijdsbestek en twee daarvan tijdens een proeftijd gepleegd. Gelet hierop is er gevaar voor recidive tijdenshet verlof aanwezig, wat een contra-indicatie oplevert voor verlofverlening. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting is derhalve niet in strijd met de wet en kan, bij afwegingvan alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk ofonbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 1 november 2002

secretaris voorzitter

Naar boven