Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1975/GA, 20 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1975/GA

betreft: [klager] datum: 20 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J. Visscher, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 juni 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de bejegening van klager in het kader van diens overplaatsing naar een meerpersoonscel; en
b. het op 27 april 2015 te laat en op 28 april 2015 niet verstrekken van klagers medicijnen.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Zowel ten aanzien van de procedure tot overplaatsing naar een meerpersoonscel alsmede met betrekking tot de (tijdige) verstrekking van medicijnen, is er
sprake van een beslissing van de directeur. Op maandag 27 april 2015 heeft klager zijn medicijnen niet tijdig verstrekt gekregen en op dinsdag 28 april 2015 heeft klager zijn medicijnen in het geheel niet gekregen. Klager heeft te kampen met zware
psychische klachten. Het is van zwaarwegend belang dat zijn medicatie daadwerkelijk en tijdig wordt verstrekt. De directeur heeft de door klager geschetste gang van zaken niet betwist. Verwezen wordt naar de uitspraak RSJ 19 november 2014, 14/2757/GA.
Verzocht wordt om een tegemoetkoming.

De directeur kan zich verenigen met de uitspraak van de beklagrechter.

3. De beoordeling
Voor wat betreft het beklag als vermeld onder a. is de beroepscommissie van oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden
verklaard.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt. Op grond van artikel 42, vierde lid, sub a, van de Pbw draagt de directeur zorg voor de verstrekking van de door de aan de inrichting verbonden arts of diens
plaatsvervanger voorgeschreven medicijnen en diëten. Het klaagschrift moet, gelet op de bewoordingen hiervan en de toelichting daarop in beroep, naar het oordeel van de beroepscommissie zo worden uitgelegd dat klager meent dat de directeur voornoemde
zorgplicht heeft geschonden. Anders dan de beklagrechter, oordeelt de beroepscommissie dat klager had moeten worden ontvangen in zijn beklag. De bestreden uitspraak zal daarom worden vernietigd.

Inhoudelijk beslist de beroepscommissie als volgt. De directeur heeft niet weersproken dat klager zijn medicijnen op maandag 27 april 2015 twintig minuten te laat en op dinsdag
28 april 2015 in het geheel niet verstrekt heeft gekregen. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur zijn zorgplicht, als bedoeld in artikel 42, vierde lid, sub a, van de Pbw, niet heeft geschonden door klager zijn medicijnen twintig minuten
later te verstrekken dan het voorgeschreven tijdstip. Het op dinsdag 28 april 2015 klager in het geheel niet verstrekken van zijn medicatie levert naar het oordeel van de beroepscommissie wel een dergelijke schending van de zorgplicht van de directeur
op. Het beklag is derhalve in zoverre gegrond. Nu de gevolgen hiervan niet meer ongedaan te maken zijn, zal de beroepscommissie klager een tegemoetkoming toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van onderdeel b., verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in zijn beklag, verklaart dit beklag alsnog gegrond voor wat betreft het niet verstrekken van klagers
medicatie op 28 april 2015 en verklaart dit beklag voor het overige ongegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. M. van Eijk, secretaris, op 20 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven