Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1600/GB, 28 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:28-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/1600/GB

Betreft: [klager] datum: 28 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 mei 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 22 mei 2013 gedetineerd. Op 5 maart 2015 is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 6 maart 2015 is het programma aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij penitentiaire inrichtingen administratief (PIA) van de
locatie Noordsingel Rotterdam. Op 27 maart 2015 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. en is klager geplaatst in het huis van bewaring van de locatie Hoogvliet te Rotterdam. Inmiddels verblijft klager sinds 20 april 2015 in de gevangenis
van de locatie De Schie te Rotterdam.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. Door verschillende gebeurtenissen voelt klager zich in het nauw gedreven door zijn begeleiders wat uiteindelijk tot een incident heeft geleid. Klager heeft een
gedetailleerde beschrijving gegeven van de verschillende gebeurtenissen. Hij kan niet goed met zijn begeleiders overweg. Hij heeft dit meermaals proberen op te lossen en aangegeven dat hij andere begeleiders wil, maar hier is geen gehoor aan gegeven.
Tijdens zijn p.p. heeft klager geen medicijnen gebruikt, omdat hij ze zelf niet kon betalen. Dit zou opgelost worden, maar is niet gebeurd. Verder is het klager niet duidelijk waarom de vier werkplekken die hij zelf had gevonden zijn afgewezen of niet
zijn doorgegaan en de werkplek die voor hem is geregeld wel akkoord is bevonden. Klager heeft derhalve meermaals zijn ongenoegen geuit over de wijze van begeleiding van zijn p.p. In het telefoongesprek over zijn werkplek en een afspraak die hij wilde
maken met zijn advocaat is klager tot een uitbarsting gekomen. Voornoemd ongenoegen heeft derhalve geleid tot de uitlatingen aan het adres van de reclasseringsbegeleiders, waarbij klager beseft dat hij anders had moeten handelen. Het is niet zijn
bedoeling geweest dreigend over te komen. De twee waarschuwingen heeft klager pas op 28 maart 2015 per post ontvangen, terwijl hij al op 27 maart 2015 is geplaatst in de gevangenis van de locatie De Schie in verband met de beëindiging van zijn p.p.
Klager heeft een klacht ingediend tegen de reclassering omdat hij het vertrouwen in deze organisatie is verloren. Gedurende zijn deelname aan een p.p. is er geen oog geweest voor zijn problematiek. Zijn deelname aan een p.p. gecombineerd met de aan hem
opgelegde tbs-maatregel met voorwaarden leveren zeer strenge voorwaarden op. Klager vraagt zich af of dit p.p. wel bij hem paste en het niet gedoemd was te mislukken. Er wordt niet geloofd dat zijn begeleiders fouten hebben gemaakt. Klagers gedrag is
altijd goed geweest, zoals blijkt uit zijn detentietraject. Verder heeft de reclassering op 12 juni 2015 aangegeven klager in een kliniek te willen plaatsen. De reclassering heeft hierover geen overleg gehad met de behandelaars bij De Waag. Een
klinische plaatsing wordt door hen niet noodzakelijk geacht, maar intensieve zorg is wel geïndiceerd. Klager wenst het beroep mondeling toe te lichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het p.p. is om moverende redenen beëindigd en klager lijkt daaraan voorbij te gaan. Bedreigingen aan het adres van zijn begeleiders en het niet houden aan de
voorwaarden
is de directe aanleiding geweest. Klager heeft zich niet gehouden aan de geldende regelgeving van een p.p. en door dit alles is er geen vertrouwen meer in een goede afloop van het p.p. Hij doet de bedreigingen aan het adres van de
reclasseringsmedewerker af als een incident. Het bedreigen van een medewerker van de reclassering is een ernstig incident en voor de selectiefunctionaris reden om het advies van de directeur te volgen en klagers deelname aan een p.p. direct te
beëindigen. De selectiefunctionaris heeft klagers verslag gelezen, maar ziet daarin onvoldoende aanleiding om tot een andere beslissing te komen.

4. De beoordeling
4.1. Klager wenst in de gelegenheid te worden gesteld het beroep mondeling toe te lichten. Nu klagers einddatum van detentie in de nabije toekomst is gelegen en klager belang heeft bij een uitspraak van de beroepscommissie voor het einde van zijn
detentie, wijst de beroepscommissie het verzoek van klager af. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.3. Uit het selectieadvies van 27 maart 2015 blijkt dat klager verbale bedreigingen heeft geuit naar zijn begeleiders van de reclassering. Klager ontkent de uitlatingen jegens zijn begeleiders niet en heeft een uitvoerige beschrijving gegeven van
de
context waarin de uitlatingen hebben plaatsgevonden. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris naar aanleiding van dergelijke uitlatingen jegens klagers begeleiders in redelijkheid klagers deelname aan een p.p. heeft kunnen
beëindigen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat aan klager twee waarschuwingen zijn gegeven. Op 20 maart 2015 heeft klager een waarschuwing gehad in verband met de verbale bedreiging van een toezichthouder en op 24 maart 2015 een tweede officiële
waarschuwing in verband met de verbale bedreiging van een trajectbegeleider. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 28 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven