Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0940/TA, 27 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/940/TA

betreft: [klager] datum: 27 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 maart 2015 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. K.C. van Hoogmoed, kantoorgenote van klagers raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde
tbs-inrichting [...], senior stafjurist.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de op 8 januari 2015 opgelegde afzonderingsmaatregel.

De beklagcommissie heeft klager deels niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag en deels het beklag ongegrond verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is een op de dag van oplegging ingediende klacht over afzondering ontvankelijk als de
totale duur van de afzondering langer dan twee dagen is geweest.
Klager is te laat over de voorgenomen afzondering gehoord en dient daarom een tegemoetkoming van € 10,= te worden toegekend. De schriftelijke mededeling is niet binnen 24 uur aan klager uitgereikt. Klager ontkent dat hij heeft geweigerd de
schriftelijke
mededeling op 8 januari 2015 in ontvangst te nemen. Ook daarom dient hem een tegemoetkoming van € 10,= te worden toegekend.
De afzondering is ten onrechte opgelegd. Klager heeft kritiek geuit op het feit dat hij twee sociotherapeuten elkaar heeft zien zoenen en op de mededeling van een andere sociotherapeut dat zij een voorkeur voor harde porno films heeft. Daarover is
discussie ontstaan en is klager boos geworden, maar klager ontkent dat hij daarbij grensoverschrijdend was. De ter zitting door de inrichting genoemde zaken kunnen niet een afzondering op 8 januari 2015 rechtvaardigen.
De afzondering heeft te lang geduurd; deze had op 9 januari 2015 beëindigd moeten worden. Klager is op 9 januari 2015 in gesprek gegaan met de desbetreffende sociotherapeuten. De inrichting erkent dat het gesprek rustig is verlopen. Niet ter zake doet
dat klager de mening van de inrichting over de reden van oplegging van de afzondering niet deelde of dat hij de uitleg daarover niet begreep. Dat was ook zo op op 11 januari 2015 toen de afzonderingsmaatregel werd beëindigd. De reden voor de oplegging
en het voortduren van de afzondering is onvoldoende duidelijk gemaakt. Volgens klager is hij afgezonderd omdat hij zei dat de desbetreffende sociotherapeuten zich als hoeren gedroegen. Klager heeft daar last van, maar het is grote onzin dat de
inrichting zijn delict er bij haalt. De inrichting komt met leugens en dat werkt hem op de zenuwen. Hij is het zat en is daarom bezig met een overplaatsing.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de dagrapportage, die geen deel uitmaakt van het verpleegdedossier zodat klager daarin geen inzage heeft, staat vermeld dat klager op 8 januari 2015 laat in de middag de schriftelijke mededeling van de afzonderingsmaatregel niet aanneemt; klager wil
dat de schriftelijke mededeling aan zijn advocaat wordt gegeven; op 9 januari 2015 ligt klager op bed en moet het licht van hem uit; hij vraagt om de maatregel als zijn advocaat komt; zijn advocaat is laat in de middag gekomen. De uitreiking is vermeld
op een tweede sjabloon van de schriftelijke mededeling. De suggestie van de voorzitter om een weigering van ontvangst c.q. de alsnog geslaagde uitreiking op de eerste schriftelijke mededeling te vermelden zal worden opgevolgd.
De kwestie met betrekking tot het door klager beschreven gedrag van de desbetreffende sociotherapeuten is maar een heel klein onderdeel van de aanleiding voor de afzondering. Het gaat om een stijgende lijn in grensoverschrijdend gedrag gedurende een
aantal dagen voorafgaand aan de oplegging van de afzonderingsmaatregel waarin klager dezelfde aanloop als ten tijde van zijn delict laat zien. Zo wil hij met maar één personeelslid in gesprek, terwijl de afspraak is dat hij met twee personeelsleden in
gesprek gaat, en vindt klager het lastig als een sociotherapeut met een medeverpleegde in gesprek is. Op 8 en 9 januari 2015 is sprake van een opbouw in spanning en frustratie bij klager. Dat is op 9 januari 2015 lastig aan klager uit te leggen,
waarbij
klager komt tot het uiten van bedreigingen.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 57, derde lid, Bvt staat tegen een beslissing tot afzondering als bedoeld in artikel 34 Bvt beklag open nadat de afzondering twee dagen heeft geduurd. In artikel 57, vierde lid, Bvt is bepaald dat de dag van oplegging niet meetelt bij
berekening van de duur van de afzondering.

Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (waaronder RSJ 15 september 2014, 14/1542/TA en 14/1495/TA en RSJ 24 mei 2012, 11/4551/TA) volgt dat bij de beoordeling van de ontvankelijkheid op grond van artikel 57, derde lid, van de Bvt niet moet
worden gekeken naar het moment van indiening van het klaagschrift, maar naar wat de totale duur van de maatregel is (geweest) op het moment van de beoordeling van het beklag (en beroep).
Vast staat dat de afzondering van klager, de dag van oplegging niet meegerekend, langer dan twee dagen heeft geduurd. Gelet hierop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie op dit onderdeel vernietigen en klager alsnog ontvankelijk
verklaren in zijn beklag over de oplegging van de afzondering.

Naar de inrichting heeft verklaard is niet alleen de kwestie van het door klager benoemde, op zich zelf als onprofessioneel aan te merken, gedrag van de desbetreffende sociotherapeuten de aanleiding voor het opleggen van afzondering, maar het gedrag
van
klager in een aantal dagen voorafgaand aan de oplegging van de maatregel. Gelet op het zowel in beklag als in beroep door de inrichting beschreven gedrag van klager, waaruit blijkt dat klager geen aanwijzingen heeft opgevolgd, heeft gescholden en
gedreigd en personeel exclusief heeft gemaakt, en waarin de inrichting eenzelfde aanloop als ten tijde van klagers delict heeft gezien, kon in redelijkheid worden beslist in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid binnen de inrichting
aan
klager de afzonderingsmaatregel op te leggen. De enkele omstandigheid dat klager dat anders ziet kan daaraan niet afdoen.
Het beklag tegen de oplegging van de afzonderingsmaatregel zal daarom ongegrond worden verklaard.

In het beroepschrift is op pagina 1 gemeld dat het beroep niet ziet op de gegrondverklaring van de klacht betreffende het niet tijdig horen van klager over de afzondering en ook niet ziet op de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming van €
10,=. Waar op pagina 2 van het beroepschrift wordt verzocht om bevestiging van de gegrondverklaring en de toegekende tegemoetkoming wordt dit als een kennelijke vergissing gezien, nu een klager alleen beroep kan instellen tegen de ongegrondverklaring
van een klacht c.q. tegen de hoogte van de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming en daarvan in klagers geval geen sprake is.

In het licht van de ter zitting voorgelezen gedeelten uit de dagrapportage is voldoende aannemelijk geworden dat tevergeefs is getracht de schriftelijke mededeling van de afzonderingsbeslissing op 8 januari 2015 aan klager uit te reiken en dat klager
pas de volgende dag tijdens bezoek van zijn raadsvrouw de schriftelijke mededeling in ontvangst heeft genomen. Derhalve is geen sprake van te late uitreiking, zoals door klager gesteld. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

De afzonderingsmaatregel is op 11 januari 2015 beëindigd. Voor opheffing van de maatregel diende klager te voldoen aan de voorwaarden, inhoudende dat hij aanwijzingen van het personeel diende op te volgen en niet diende te schelden en te dreigen.
Klager
is op 9 januari 2015 in gesprek gegaan met sociotherapie, maar heeft elke schuld buiten zichzelf gelegd en is boos uit het gesprek weggelopen. Voorts bleef hij volgens de inrichting op 10 januari 2015 schreeuwen, schelden en aanwijzingen negeren en was
op 11 januari 2015 een aanzienlijke verbetering in klagers gedrag waarneembaar. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de maatregel daarom niet onredelijk lang geduurd.
Het beroep zal in zoverre derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover betrekking hebbend op het opleggen van de afzondering, verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in het beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. Drs. L.C. Mulder en prof. Dr. B.C.M. Raes, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 juli 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven