Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1945/GV, 24 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1945/GV

betreft: [klager] datum: 24 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 juni 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De oma van klager is in 2008 overleden. Toen zij eenmaal begraven was, heeft klager het graf mogen bezoeken. Klager is echter geen gelegenheid geboden om afscheid van zijn oma te nemen, hetgeen hem al zeven
jaar psychisch belast. Pas na 2020 is hij op eigen kracht in staat het graf te bezoeken, wat een al te lang en slepend proces is. Klager verzoekt de noodzaak om in alle rust afscheid te kunnen nemen van zijn oma te overwegen in de beslissing. Het
afscheid nemen zal klager helpen met zijn rouwverwerking en om het grote verlies te accepteren.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is in 2008 in de gelegenheid gesteld om afscheid te nemen van zijn overleden grootmoeder. Hij heeft het graf bezocht. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, wanneer
het
absoluut noodzakelijk is, is het verlenen van incidenteel verlof mogelijk. Klager functioneert in detentie zonder problemen. De noodzaak van incidenteel verlof in deze fase van de detentie is niet aanwezig. Klager heeft deze noodzaak niet aangetoond.
De
directeur van de inrichting ondersteunt het verzoek van klager, maar gaat voorbij aan de noodzaak van het bezoek aan het graf. Het bezoek zou wenselijk zijn in het kader van de door klager gevolgde module ‘puinruimen’. Er zijn in deze fase van de
detentie ook andere mogelijkheden om klagers schuldgevoelens in relatie met het overlijden van zijn grootmoeder bespreekbaar te maken. Klager komt bij voortzetting van zijn functioneren in 2018 in aanmerking voor detentiefasering en kan vanaf dat
moment
zelf een bezoek aan het graf plannen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuid te Arnhem heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben dat klager onder begeleiding en bewaking van DV&O het graf bezoekt. De politie
heeft
zich van advies onthouden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 20 jaren met aftrek, wegens moord. Aansluitend dient hij diverse sancties te ondergaan. De einddatum van zijn detentie is gesteld op 12 juni 2020.

Incidenteel verlof kan op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn
aanwezigheid
noodzakelijk is. Uit de stukken blijkt dat de psycholoog het wenselijk acht dat klager in het kader van de cursus die hij volgt eenmalig een bezoek brengt aan het graf van zijn overleden grootmoeder. Klager werkt aan zijn problematiek en voornoemd
bezoek zou bijdragen aan het psychische herstel van klager. Daarbij hebben het Openbaar Ministerie en de Vrijheden Commissie geen bezwaren tegen een bezoek aan het graf onder begeleiding en bewaking van DV&O. De beroepscommissie is dan ook van oordeel
dat de Staatssecretaris zich over de vraag of dit bezoek niet alleen wenselijk, maar ook noodzakelijk is in het kader van de behandeling van klager nader had moeten informeren. Zij zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de bestreden beslissing
vernietigen en de Staatssecretaris opdragen binnen een termijn van vier weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van vier weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van E.M. Breugem, secretaris, op 24 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven