nummer: 15/468/GA
betreft: [klaagster] datum: 21 juli 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Kok, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een uitspraak van 30 januari 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Ter Peel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Bij brief van 24 juni 2015 zijn schriftelijk vragen aan de directeur gesteld. Namens de directeur is hier op 7 juli 2015 op gereageerd. Een afschrift van deze reactie is aan klager en zijn raadsman, mr. W.H.J.W. de Brouwer, gestuurd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het intensief inspecteren van klaagsters cel door middel van celinspecties.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klaagster en de directeur
Namens klaagster is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klaagsters cel is vaker dan bij routinecontroles gebruikelijk is, gecontroleerd. In de uitspraak van de beklagrechter wordt
verwezen naar inlichtingen van de directeur. Deze inlichtingen zijn in strijd met artikel 63 van de Pbw niet aan klaagster of haar raadsman verstrekt. De door klaagster gestelde feiten lijken niet door de directeur te worden betwist. Uit de uitspraak
van de beklagrechter blijkt dat klaagsters cel zelfs tweemaal op één dag is gecontroleerd. Klaagster zou op de lijst gedetineerden met een vlucht- /maatschappelijk risico (GVM-lijst) zijn geplaatst. Namens klaagster wordt verzocht twee medewerkers van
de inrichting te horen.
Namens de directeur is daarop geantwoord als tegenover de beklagrechter. Voorts is in reactie op vragen van de beroepscommissie namens de directeur op 7 juli 2015 – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Iedere dag worden de cellen gecheckt,
met name bij het uitsluiten van gedetineerden voor activiteiten. Dit betreft een oppervlakkige controle. Tevens worden de cellen steekproefsgewijs uitgebreider gecontroleerd. In het geval van klaagster heeft dit in de twee weken voorafgaand aan het
klaagschrift blijkbaar twee keer plaatsgevonden. Niet gebleken is dat twee maal op een dag een uitgebreide celinspectie heeft plaatsgevonden.
3. De beoordeling
Namens klaagster is aangevoerd dat door de directeur in beklag verstrekte inlichtingen niet aan klaagster en haar raadsman zijn verstrekt. Nu in beroep het volledige dossier aan partijen is verstrekt en het beklag in beroep opnieuw ter gronde wordt
beoordeeld, kan daaraan voorbij worden gegaan.
Voorts is namens klaagster verzocht twee medewerkers van de inrichting te horen. De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst dit verzoek daarom af.
Ingevolge artikel 34, eerste lid onder a, van de Pbw is de directeur bevoegd de verblijfsruimte van een gedetineerde op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn te onderzoeken.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de directeur om in een periode van twee weken klaagsters cel twee maal uitvoerig te inspecteren en daarnaast dagelijks klaagsters cel oppervlakkig te controleren, niet in strijd is met de eisen
van proportionaliteit en subsidiariteit en evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 21 juli 2015
secretaris voorzitter