nummer: 15/860/GA
betreft: [klager] datum: 20 juli 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Blonk, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 9 maart 2015 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet tijdig reageren op klagers verzoek de inrichting tijdelijk te mogen verlaten in het kader van incidenteel verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat het te lang heeft geduurd voordat hij zijn pasgeboren dochter heeft kunnen zien. Klager heeft op 23 september 2014 verzocht om
incidenteel verlof. Op 1 oktober 2014 is de partner van klager bevallen van een dochter. Klager kon zijn dochter pas op 22 oktober 2014 tijdens het bezoek zien.
Het opvragen van het advies door het OM was geen vereiste. Het verwijderen van de enkelband door klager staat hier los van. Klager is door de raadkamer van de rechtbank geschorst tot de einduitspraak en die was op 29 juli 2014. Hierdoor kwam van
rechtswege een einde aan de schorsing.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat de inrichting op de dag van indiening van het verzoek
om incidenteel verlof het Openbaar Ministerie heeft verzocht om advies en daarna regelmatig contact heeft onderhouden om te vragen naar het advies. De omstandigheid dat na ontvangst van het advies de in artikel 26, tweede lid, van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) genoemde termijn van 14 dagen (al bijna) was verstreken, kan de directeur niet worden verweten. De directeur heeft uiteindelijk de bezoekmogelijkheden voor klager verruimd waardoor klager toch zijn
dochter kon zien.
De beroepscommissie merkt nog op dat op grond van artikel 3, eerste lid, van de Regeling de directeur alle benodigde inlichtingen en adviezen inwint. Blijkens de toelichting bij dit artikel staat het de directeur vrij om advies te vragen aan het
Openbaar Ministerie, ook al is dat niet verplicht (Stcrt 1998, nr 247, p. 22). Hiervoor kunnen allerlei redenen bestaan. De omstandigheid in onderhavige zaak dat klager na een schorsing van de preventieve hechtenis zijn enkelband heeft doorgeknipt, kan
naar het oordeel van de beroepscommissie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een dergelijke reden vormen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 20 juli 2015
secretaris voorzitter